"En daarna zag ik
dat de tempel in de hemel openging
en dat aan de zeven engelen die kwamen
zeven gouden schalen werden gegeven
vol van de gramschap van God"
(Op.15:5-6).
Voordat we verder gaan benadrukken we nogmaals, dat het boek Openbaring niet gaat over politieke ontwikkelingen, oorlogen en geweld op onze planeet in het verleden of in de toekomst. Gods plan wordt erin openbaar gemaakt aan de "zeven" gemeenten van alle tijden (Op.1:11, 2:7, 22:16). Dat plan is de openbaring van Jezus Christus in en met de Zijnen met als einddoel "de wederoprichting van alle dingen" (Hand.3:21), van oud naar nieuw (Op.21:5), van dood tot leven.
Jezus van Nazareth was de Eerste, die als Zoon van God werd geopenbaard. Hij is het prototype, het voorbeeld (Luc.2:34, 1Pet.2:21). Hij werd door de Geest in een maagd verwekt om in het "vlees" te komen, in een lichaam dezes doods (vgl.Rom.7:24). Daarin groeide het Kind "30" jaar lang op en nam toe in wijsheid en grootte (Luc.2:52). En als eerste werd Hij Zoon van God genoemd (Luc.1:35). Dat zei een stem uit de hemel, toen Hij Zich liet dopen in "de Jordaan" (Mat.3:17).
In de "144.000" die Hem, het Lam Gods, volgen waar Hij ook heengaat, gebeurt hetzelfde. Ook zij zijn innerlijk van boven verwekt en groeien zodanig op, dat ook zij zonen Gods genoemd kunnen worden. Samen met Jezus vormen ze dan de volheid van Christus (Rom.8:19-21, Ef.4:13). Zij zijn de instrumenten in Zijn hand, de engelen (Grieks: boodschappers), de bazuinen, de sikkel, de vlegel en de wan, om de oogst van wat God heeft gezaaid en geplant te oogsten en te zuiveren (zie b.v. Mat.3:12).
We zien "zeven engelen" (=boodschappers) komen uit de tempel in de hemel, uit de naos, het heilige der heiligen. Daar is alles "als van goud", van God (Op.15:5). Het zijn de "zonen Gods", de "144.000" koninklijk-priesterlijke eerstelingen. Ze zijn gekleed in blinkend "linnen", elk met de "gouden gordel" van Gods waarheid om hun "borst" (Op.15:5-6, Ef.6:14).
Eerder zagen we hen al als "zeven sterren (lichtbronnen) in Jezus' (zegenende) rechterhand" (Op.1:15,16). In hen zijn "de zeven zegels" van het "boek van het leven van het Lam" opengebroken" (Op.3:5, 13:8): zij kennen het leven van het Lam en zijn één met Hem (Op.14:1,4-5). Het zijn de "zeven engelen van de gemeenten" (Op.1:20), die "uit de hemel" "zeven bazuinen" krijgen om te bazuinen, dat "het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heer èn aan Zijn Gezalfde" (Op.11:15). Nu worden hun "zeven gouden schalen" gegeven (Op.15:7).
Voor schaal staat er in het Grieks phiale. Dat is een brede drinkschaal. Hier is geen sprake van het drinken van "menselijk water "uit "aarden vaten", maar van het drinken uit "gouden schalen", van het drinken van Gods "water" (=Gods Woord), het "tweesnijdende Woord" dat goed en kwaad scheidt en doet leven.
Er staat in bijna alle bijbelvertalingen, dat die "schalen" vol zijn van de gramschap van God. Eerder hebben we al gezegd, dat God niet kwaadaardig is, boos, een straffende verdoemer. Hij is liefde! (1Joh.4:8). Voor het woord gramschap staat er in de grondtekst dan ook thumos: hartstocht, gloed, vurigheid. Gods hartstocht is liefde geven. Met liefdevolle bedoelingen laat Hij het "koren van Zijn land" dorsen, de "druiven van Zijn wijngaard" en "olie van Zijn hof" zuiveren door persing en druk (Op.14:16, 19, vgl. Jac.5:7). Het gaat hier niet om boosheid, toorn, straf, maar om loutering.
Hier, bij de "zeven gouden schalen", betreft het niet de zuivering van de beginoogst, van de eerste vruchten. Dit is de oogst in "de zevende maand", de volle oogst van "koren, most en olie". Het betreft een oogst van "een ontelbare menigte uit alle volk en stammen en naties en talen", die heilig, onbesmet en onberispelijk voor Gods troon komen te staan (Op.7:9-17, Col.1:22, Op.7:14-15).
Er staat, dat ze allemaal uit "de grote verdrukking" komen èn dat ze "hun kleren wit gewassen hebben in het bloed van het Lam" (Op.7:14). Ze zijn gedorst en geperst, hun "kleren" werden wit door Jezus' bloed. dáárom mogen ze staan vóór Gods troon als een menigte die niet is te tellen.
Wat zijn ze nu gelukkig! Ze juichen: "We zijn gered door God en door het Lam" (Op.7:10). En: "Wat is God goed! We zullen geen honger of dorst meer hebben. En nooit meer hitte ervaren. Want het Lam zal ons weiden en ons brengen bij waterbronnen des levens. En God zal alle tranen van onze ogen afwissen" (Op.7:16-17).
Wie heilig en onbesmet en onberispelijk voor God wil verschijnen, zal dus gelouterd moeten worden (vgl.Op.22:15). Al Zijn kinderen moeten door een proces van dorsen en wannen, van persing en druk. Al het kaf moet eraf. "Olie" en "wijn" moeten zuiver zijn, want met minder neemt God geen genoegen. Wat kan dàt pijnlijk zijn voor het "vlees", voor de leugen, voor onbeleden zonden en onreinheid.
De inhoud van de "zeven gouden schalen met de gramschap Gods" komt dus op Zijn kinderen om te zuiveren. Het gaat hier helemaal niet over kwaadheid, straf en wraak, maar over de "vurige passie" van de Vader om in Geest en in Waarheid één gelouterde Gemeente te creëren.
Wat gemeentekaf is, is duidelijk. Het zijn alle door mensen gemaakte kerkelijke systemen, met al haar theologie en dogmatiek, traditie en sleur, met al haar loze, zielse riten, ceremonieën, programma's en activitieten, met al die halve waarheden en religieuze zonden die zich hebben opgehoopt tot aan de hemel (Op.18:5). Het wordt allemaal losgedorst van het goudgele graan.
Dit proces is de bewustmaking door Gods Geest wie we zijn en wat we doen. Het is het werk van het vlijmscherpe, diep doordringende, levende Woord van God, dat ziel van geest scheidt (Hebr.4:12). De "oude mens" ervaart dit als "plagen" (Hebr: nega =slag, aanraking, Grieks: plege =slag, houw, striem, Op.15:6,8). En dat zijn het ook, voor het "Egypte" en het "Babel" in de "oude mens" met al zijn vrome gedachten en daden (vgl.Op.18:4).
Elke gelovige heeft namelijk "Egypte" en "Babel" ingedronken (Op.18:3). En om te kunnen ingaan in de hemelse stad van God, het "nieuwe Jeruzalem", moeten we daar helemaal van loskomen.
"De eerste engel goot zijn schaal uit op de aarde, en er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden" (Op.16:2).
De eerste pijnlijke dors-ervaring betreft het bestaansniveau "aarde". "Aarde-mensen" doen alles uiterlijk, met menselijke kracht, met inspanning. Dat is "vlees, vlees, vlees", 666, doen, doen, doen (Op.13:18). Dit merkteken dragen ze met trots en ze dienen het "beest" met verve. God laat daarop Zijn eerste schaal vol vurige hartstocht uitgieten om hen daarvan los te maken. Wie het merkteken 666 op het voorhoofd heeft (=in het denken), ervaart dat als een slag, een houw, als een plaag over zijn "Eypte" en over het "Babel" in zichzelf.
Wat is de uitwerking ervan? "Er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden". Er komt dus uit, wat erin zit.
Daarbij moeten we niet denken aan een lichamelijk gezwel zoals een steenpuist. Het gaat om het openbaar worden van de verdorven aard van het "oude ik". Al z'n egocentriciteit, hoogmoed en trots, alle onreinheid, heerszucht, hebzucht, manipulatie, namaak en bedrog wordt openbaar gemaakt als een "boos, kwaadaardig, etterend gezwel", dat moet worden opengesneden door het levende en krachtige woord van God (Heb.4:12).
Vergeet niet, dat het hier gaat om het "kaf" van de "oogst" van Gods "akker", Zijn volk (1Cor.3:9). Niet om de ongerechtigheden van ongelovigen. Ook niet alleen om grove zonden zoals het "kaf" van kindermisbruik in een kerk of sekte. Ook niet alleen om de hebzucht van de vele predikers die uit zijn op roem en geld. Ook niet alleen om de behoefte van de goegemeente, om een geoliede organisatie met een goed programma en een snoepie van een gebouw te hebben. Ook niet alleen om de wereldse rock-, swing- en hiphopkerkdiensten en samenkomsten. Het is alles, wat het ego van iedere gelovige op "aarde" van God wil hebben en voor God wil doen in eigen kracht, en om dáárover Zijn zegen te vragen. Het is de Heer een gruwel! (Amos 5:21-23).
Wie met Jezus leeft, heeft veel van dit kaf al onderkend en laten verbranden (1Pet.4:17). Maar arme kinderen van God, die nog steeds 666 op hun voorhoofd hebben en "het beest van het vlees" vereren en aards-religieus gezind zijn. Als de schaal vol van Gods liefdevolle passie in hen wordt uitgegoten, blijkt, dat al "het vlees" moet uitetteren. Dit is stap één van de verlossing van Gods volk uit "Egypte" nu, en van de val van "Babylon" nu, om te mogen staan voor de troon van God bij de schare die niemsnd tellen kan.
De tweede engel "goot zijn schaal uit in de zee, en ze werd bloed als van een dode, en alle levende wezens (Grieks psuche=zielen) die in de zee waren, stierven" (Op.16:3).
De inhoud van de tweede gouden schaal treft het bestaansniveau "zee". Daar speelt "de slang" in op de begeerten en behoeften van de menselijke ziel, net als bij Eva. "Zee-mensen" groeien niet op in de Geest, maar leven op begeerte en sentiment, op het "ziels-vleselijke" beleven.
In plaats van te putten uit "de Bron van het water des levens", bedrijven massa's christenen religie door te drinken van "deze vloed uit de diepte", de "zee" (Op.21:6, Ez.31:4). Dat "zielse" is voor God als kaf. Geest en ziel moeten dan ook gescheiden worden (Hebr.4:12). De ziel hoort bij het vlees (zie Gen.9:4, Lev.17:14, Deut.12:23). God wil de geest, die Hij in ons deed wonen (Jac.4:5).
Al bij de gelovigen in Galatië was deze corrigerende scheiding nodig. Ze waren begonnen met de Geest, maar vervielen tot zielse religiositeit met wetjes en rites (Gal.3:1-3, 5:13-26). Eerst hadden ze van het levende water gedronken, maar daarna helaas van het water van de "zee".
Dat "water van beneden" blijkt te zijn als bloed van een dode, stilstaand, koud en kil, geestelijk dood (Gen.2:16-17, Op.16:3, 20:13). Is het niet verwonderlijk, dat er staat, dat daar levende zielen in sterven? (Op.16:3). Niet levende vissen, levende wezens (wat de NBG-vertaling zegt), maar levende zielen, mensen.
Dit woordje levende is in het Grieks zao. Het is gebruikt in "Jezus, de Zoon van de levende God. Hij geeft het levende water en is het levende brood uit de hemel (Mat.16:16, Joh.4:11, 6:51). Zao heeft betrekking op hemels leven.
Er leven talloze levende zielen in "zeewater", die "sterven", omdat dat "water" "dood bloed" blijkt te kunnen worden (vgl.Op.20:13). Dat blijkt zo te zijn in welke groepering of kerk je ook komt. Ondanks alle "zielsheid" gaat de Heer er toch zegenend en levengevend rond (vgl.Op.2:1). Overal zijn er mensen, die weten door genade te zijn behouden. Het zijn levende zielen, maar in "water van beneden", dat "bloed" wordt en waarin je uiteindelijk (geestelijk) sterft. Het leeggieten van de tweede gouden schaal van Gods passie doet ons dàt realiseren. Zo bewerkt Hij, dat al Zijn kinderen ooit zullen drinken van het "levende water" alléén.
Dan volgen, net als bij de bazuinen, stap drie en vier: Gods "plagen" over de water- en lichtbronnen, maar nu die van Zijn volk (Op.16:4,8). Daarna brengen de vijfde en de zesde "gouden schalen" de overwinning over "Egypte" en "Babel". Het "vlees" wordt overwonnen en de val van "Babel" is een feit door de "opdroging van de grote rivier, de Eufraat" (Op.16:12). In Zijn volk!
Tenslotte giet de zevende engel zijn schaal uit "in de lucht" en komt er een luide stem uit de tempel, van de troon, die uitroept: "Het is geschied" (Op.16:17). Uit Gods volk is nu al het zielse en alle aardsgerichtheid verwijderd. Ze is niet meer van de "aarde" en van de "zee", maar nu de Gemeente van de "hemel", "van boven" (vgl.Joh.8:23). Haar enige bron is nu de bron van het levende water, Jezus (Joh.7:37-39). Haar enige lichtbron is nu het Lam (vgl. Op.21:23). In haar is "Egypte" ontmaskerd en overwonnen en "Babel" ingestort. Nu is ze waardig om de Bruid te zijn van het Lam. Het is geschied! Nu kan de bruiloft van het Lam komen!
Het is een verschrikkelijke, middeleeuwse en godslasterlijke leugen, dat Gods "vurige verlangen en gloed" is om de meeste mensen als brandhout te laten branden in een hel en er maar enkelen weet te redden. Dat is Zijn passie niet. We hebben gezien, dat Hij eerst de volheid van Christus klaar maakt, de Bruidegom. Dan de Gemeente, de Bruid. Dan smelten Bruidegom en Bruid samen tot één gigantisch heiligdom (Op.21). En dan? Dat staat in Jesaja hoofdstuk 2 van de Nieuwe Bijbelvertaling in kristalheldere "tekenentaal":
"Dan komt de dag, dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven alle heuvels en bergen (=machten en krachten). Alle volken zullen daar samenstromen.
Ze zullen zeggen: Laten we optrekken naar de berg van de HEER. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en we zullen Zijn paden bewandelen. Vanuit "Sion" klinkt Zijn onderricht, vanuit (het hemelse) Jeruzalem spreekt de Heer.
Hij zal rechtspreken tussen de volkeren en machtige naties oordelen (=richten, rechtzetten). Dan zullen ze hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk en geen mens zal nog weten wat oorlog is".
Dat de volkeren zullen komen zag Jezus, toen Hij buiten Israël veel Samaritanen naar Hem toe zag komen. Ze kwamen uit hun "stad", geloofden in Hem en zagen, dat Hij de Zaligmaker van de wereld was, de Christus (Joh.4:44). Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: "Sla je ogen op naar de velden, want ze zijn nu al wit om te oogsten" (Joh.4:35b). Het gaat God niet om één akker, Zijn volk. Er worden velden wit om te oogsten, alle akkers, alle volken, niet één uitgezonderd.
Maar er staat toch, dat de "heidenen" (Grieks: ethnos, volkeren) "zullen worden gehoed met een ijzeren staf en dat ze zullen worden verbrijzeld als aardewerk? (Op.2:26-27).
Dat klopt. Maar wat is daar de bedoeling van? Wat deed een pottenbakker met mislukt, gebakken aardewerk? Het werd met een ijzeren staaf aan gruzelementen geslagen op een plek naast zijn werkplaats, zo fijn mogelijk. Dan liet hij het verpulverde spul in zon en regen liggen, totdat hij het weer als klei kon hergebruiken.
Onze Pottenbakker maakt ook van "misbaksels" "nieuwe potten". "Hij, die op de troon gezeten is, zegt: "Zie, Ik maak alle dingen nieuw en deze woorden zijn getrouw en waarachtig" (Op.21:5). Geloof het! Hij vernieuwt! Hij hervormt! Hij maakt alles en iedereen nieuw. "De openbaring van Jezus Christus" is een POSITIEF boek!
Aan het begin van deze serie zeiden we, dat we alleen kerngedachten zouden aanreiken, sleutels voor wie geestelijk kan denken. Als u daarmee wat kunt, dan vallen alle stukjes van het boek Openbaring één voor één op hun plek.
Als u het maar niet chronologisch leest en toepast op wereldse gebeurtenissen uit het verleden of in de toekomst. We moeten leren denken in geest en in waarheid. Geestelijke realiteiten gelden niet alleen voor toen of later, maar voor het eeuwige nu. Eeuwen lang, tot op de dag van vandaag, wandelt Jezus tussen de gemeenten door, bemoedigt Hij wie oren heeft om te horen wat de Geest zegt, maakt Hij dingen nieuw, zoekt Hij naar wie overwint en klinken er bazuinen, openbaart Hij Zich in de Zijnen, is Babel aan het instorten, wordt het nieuwe Jeruzalem gezien, enz. enz. Altijd in het eeuwige nu.
Veel is niet aan de orde gekomen, zoals de vrouw op het beest, de val van Babylon, de overwinning op satan, de bruiloft van het Lam, de poel die brandt van vuur en zwavel, de tweede dood, het hemelse Jeruzalem, enz. Veel daarvan is terug te vinden in andere bijbelstudies op deze site. Het is aan u om verder te zoeken. "Het is Gods eer om een zaak te verbergen, maar de eer van koningen om een zaak uit te vorsen" (Spr.25:2). En Jezus zegt, dat "ieder, die bidt, ontvangt. En dat wie zoekt, vindt (Mat.7:8). Amen.