Home page

De eerste
vier bazuinen

"De zeven engelen,
die de zeven bazuinen hadden,
maakten zich gereed om te bazuinen"
(Op.8:6).

INLEIDING

Wat Johannes "zag" met het verbreken van de zeven zegels van de boekrol van het leven van het Lam is de openbaring van Jezus Christus in de "144.000" eerstelingen (Op.5:1 t/m 8:5). Ze worden in het verborgene gemaakt tot overwinnaars, tot koninklijke priesters, tot "twee getuigen", "Mozesen en Elia's", tot zonen Gods van wie de woorden klinken als "zeven" heldere "bazuinen" (Rom.8:15, Gal.1:16, Op.5:10, Op.11).

Zij roepen het "volk van God" op om "Egypte" en "Babel" uit te gaan en om op te gaan naar "het hemelse Jeruzalem" om de "Bruid van Christus" te zijn (Op.8:6 t/m 15:4, 21:2). Dat is ook nu geen aardse reis, maar een innerlijk proces van "oud" naar "nieuw", van "vlees" naar "geest", van "dood" naar "leven, van "aards" naar "hemels".

"ZEVEN" BAZUINEN

In het oude testament werd er op bazuinen geblazen om Gods volk op te roepen om op te breken en verder te trekken (Num.10:2-9). Nu ziet" Johannes "zeven engelen (angelos=boodschappers) voor God staan", een symbool van "de zonen Gods" die vol zijn van Gods Geest. Hun worden "zeven bazuinen" gegeven om Gods boodschap te zijn (Op.8:2, vgl. Deut.10:8). Want "de Here HERE zal de bazuin blazen. Hij zal optrekken" (Zach.9:14). Met Zijn volk. "Ik zal Mijn volk verlossen en het brengen naar een beter "land" (Ex.2:15-17, Ob.21).

Ieder van Gods volk die de "bazuinen" "hoort", keert elke vorm van "Egyptische slavenarbeid" en van "Babylonische onechtheid" de rug toe. Dat werkt zo bevrijdend! Voor hem wordt de Heer dan de behoeder op de "Weg" naar "het beloofde land". Geen onheil zal hem treffen, geen plaag hem raken (Ps.121:8, 91:9-10). Maar ..... wie niet uittrekt, krijgt wel met "plagen" te maken, zoals destijds (Ex.4:23, Op.18:4, vgl.Jer.2:18-19).

Wat is dat, een "plaag"? Het Hebreeuwse woord betekent aanraking, slag. Heel "Egypte" moest door God worden geraakt om Zijn volk te bevrijden. Omdat de "farao" steeds weigerde te luisteren, moest hij steeds harder geraakt worden, ja zelfs geslagen. Zo kreeg hij eelt op zijn ziel. "Het hart van farao verhardde: hij luisterde niet naar wat de HERE gezegd had". Hetzelfde gebeurt met ons, als we steeds maar weer onder het geklank van Gods Woord komen en er niet naar handelen (vgl. Hebr.3:12-19).

Een "plaag" is dus een Woord, waarmee God de "goden", de "koningen" en het "land" van "Egypte" (het "vlees") en "Babel" (=onechtheid) raakt (Ex.12:12). Voor "het vlees" komen zulke "plagen" over als "donderslagen" en plotselinge "bliksemschichten", als hard inslaande "hagel", als een verterend "vuur" van een "grote brandende berg" (Op.8:7-12). Of het Woord wordt ervaren als een "zuiderstorm" (Zach.9:14), als Zijn "pijl" of "zwaard" (Jes.34:5). De profeten staan bol van beschrijvingen van "aanrakingen" van God. Voor wie ze menselijk-natuurlijk leest, zijn ze onbegrijpelijk en lijken ze vaak boosaardig en angstaanjagend. Zulke visioenen slaat men dan liever over.

Met elk van de eerste "vier" "bazuinen" "ziet" Johannes een "plaag" komen over het "Egypte" en het "Babel", waar "Gods volk" al eeuwen lang mee te maken heeft. Nu "raakt" de Heer in ons "farao" en de "koning van Babel", om ons te doen "uitgaan". Dat is geen onheil, maar een heerlijke bevrijding!

Dat proces is nodig op alle terreinen van ziels-religieuze beleving. De eerste vier "plagen" treffen respectievelijk al onze Egyptische en Babylonische "aarde", "zee", "water-" en "lichtbronnen". Daarna volgen er nog twee bazuinen met onthutsende visioenen. En tenslotte wordt de "zevende bazuin" geblazen, de "laatste", met een grootse apotheose (vgl.1Cor.15:52).

DE EERSTE BAZUIN

In deze aflevering komen alleen de eerste vier aan de orde. "Vier" keer de trompetstoot "Laat Mijn volk gaan!" (Ex.9:13) "Vier" keer "Ga uit van haar, Mijn volk".

"En de eerste engel blies de bazuin en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed. Dat werd op de aarde geworpen. En het derde deel van de aarde verbrandde en het derde deel van de bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde" (Op.8:7, vgl Ex.9:23-25).

Er wordt hagel en vuur, vermengd met bloed, op de aarde geworpen. Wat betekent "op de aarde"?

De "aarde" (Grieks: ge = bouwland, akker) zijn wij, Gods volk (1Cor.3:9, Luk.8:8, zie afl.6). Die "aarde" zou "goede vruchten" moeten voortbrengen (Mar.4:1-20, Gal.5:22).

Maar er kan in onze "aarde" ook weinig "diepgang" zijn (Mar.4:15-17). Vaak zitten "dorens en distels" in de weg (Mar.4:18-19). Er kan "als we slapen" allerlei "onkruid" in "gezaaid" worden (Mat.13:25), een "hoge boom" opschieten of alleen maar "gras" op verwilderen en verdorren.

Over alles wat "Egypte" en "Babel" in "Gods akker" hebben gezaaid of geplant, werpt de Heer "hagel" en "vuur" (Op.9:23). Hij komt louteren met "vuur" en met "hagel" elke schuilhoek van leugen en bedrog "slaan" (Jes.28:17). Hij zegt: "Ik steek een vuur aan, dat elke dorre boom in jullie zal verteren" (Ez.20:47). Wat een waarheid! Die komt hard binnen! Niet als "milde regen", maar als "hagel".

Er staat, dat Gods "hagel" (=woorden die hard aankomen) en Zijn "vuur" (=louterend woord), vermengd zijn met "bloed" (Op.8:7). Wat zegt dat, "met bloed"?

"De ziel is in het bloed" (Lev.17:11). "Bloed" huisvest gevoelens, verlangens en emoties (Hebr: nephesh, zieleleven, Deut.12:23). "Dierlijk bloed" had God nadrukkelijk verboden (Gen.9:4). Maar "Jezus' bloed" moeten we juist drinken (Joh.6:53-56). Dat betekent, dat we Zijn verlangens, Zijn passies, Zijn vreugde, Zijn verdriet, Zijn gevoelsleven moeten leren kennen. dàt "zielse", dat "bloed", is "nieuw", "hemels", "rein", van "boven".

Het "bloed" in Gods "hagel en vuur" duidt op de gevoelens en verlangens van de hemelse Vader. Als Hij uitrukt en afbreekt, heeft Hij er een liefdevolle bedoeling mee. God is immers liefde (1Joh.4:8). Als Hij komt om uit te rukken en af te breken, is dat om te bouwen en te planten" (Jer.1:10, 31:28). Jesaja zegt: "Ik, de HEER, heb u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd" (Jes.60:10). Ontferming, dàt is Gods passie!

Hij verlangt er vurig naar, om "Egypte" en "Babel" uit ons wezen weg te "branden" en om ons weer bij de Boom des levens in het "hemelse bestaansniveau" te brengen. Daarvoor moet Hij ons corrigeren en richten (=rechtzetten, vgl.Hebr.12:5-8). Het kan niet anders. En waar dat toe leidt, lezen we in Jesaja 60, 61 en 62 en in Openbaring 21 en 22.

De louterende "plagen" die de eerste "vier bazuinen" aankondigen, treffen het "Egypte" en het "Babylon" in wie de "bazuinen hoort". Dat zijn zij, die "een oor hebben om te horen wat de Geest tot de gemeenten zegt" (vgl. Op.2 en 3). Het zijn louteringen van maar "een derde deel", van de "eerste schoven" die voorafgaan aan het "dorsen" van de "volle oogst".

Wat in hen van de "aarde" wel helemaal "verbrandt", is "al het groene gras" (Op.8:7). Want "alle vlees is als gras" (Jes.40:6, 1Pet.1:24). Het schiet op, het bloeit in de "ochtend" en het verwelkt en verdort in de "avond" (Ps.90:5-6). God duldt op Zijn "aarde" (ge=bouwland) geen "groen gras", geen nieuwe menselijke initiatieven. Dat zei Hij al tegen Zerubabel (=in Babel gezaaid): "Mijn licht (=waarheid) en kracht komen niet door menselijke inspanning, maar door Mijn Geest" (Zach.4:1-14). Ja, al het "groene gras" dat toch eens verdort, moet worden "verbrand".

Hoe anders is het bij de goede Herder, die Zijn kudde leidt naar "nieuwe" weiden. Die liggen niet langs de "Nijl" of de "Eufraat", maar bij de Godsrivier van "levend water" dat continu stroomt uit de "troon" van God (vgl. Ps.23, Joh.10:1-16, Op.22:1)). Daar laat de goede Herder Zijn schapen liggen in "grazige weiden", die eeuwig "groen", levend en fris blijven (vgl.Jer.17:8, Op.22:2, Ps.23).

DE TWEEDE BAZUIN

De tweede engel blies de bazuin: "Laat Mijn volk gaan om Mij te dienen". "En er werd iets als een grote berg, brandend van vuur, in de zee geworpen. En het derde deel van de zee werd bloed. En het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf. En het derde deel van de schepen verging" (Op.8:8-9).

Ook wij, volk van God, hebben te maken met de "zee", met "wateren van beneden". En de Vader verlangt ernaar, om ons niet dáár te laten "wonen", maar bij Hem, in "wateren van boven".

Er moeten niet alleen over onze "aarde", maar ook over onze "zee" de nodige "plagen" komen, om ook daar "uitgeleid" te worden en om tot "nieuwheid des levens" te komen. Nu, bij de tweede bazuin, wordt er dan ook in onze "zee" een "grote berg, brandend van vuur" geworpen.

Een "berg" duidt in de bijbel op macht, kracht. God "stort" Zijn "berg van vuur" in de "zee" van Zijn kinderen om "één derde" daarvan te raken. Dat ervaren we, wanneer de kracht van Zijn Geest over ons komt (Hand.1:8).

Johannes de Doper (ook een "bazuin") zei al: "Ik doop jullie met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik. Die zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur" (Mat.3:11). Hij komt als een "brandende berg" om de ware aard van de "zee" te "openbaren" en "een derde" ervan "weg te branden", net zoals Hij komt als een tweesnijdend "zwaard" om "ziel" en "geest" te scheiden (Heb.4:12). Veel van de religieuze "zee" blijkt dan "bloed" te zijn, ziels, van "beneden", ongeestelijk (Op.8:8, vgl.Joh.8:23).

Velen van ons hebben al iets "gezien" van het feit, dat door de kracht van Gods Geest, door "de grote berg", "water van beneden" "bloed" kan worden. Heel wat van hun opvattingen en leringen over God en Zijn koninkrijk bleken niet geestelijk, maar "ziels" te zijn. Trouwens, ook veel geschreven en gepreekte woorden blijken niets meer te zijn dan religieus, sentimenteel "water" met "bloed", ziels. Het gevolg is, dat velen erin "sterven" en dat "schepen" die erop "varen" (schepen=kerken, organisaties, stichtingen, instituten, en wat dies meer zij) vergaan.

En als het Babylonische systeem helemaal in elkaar stort, "blijven stuurlui (=leiders) en allen die de zee bevaren van verre staan", totaal verbijsterd (Op.18:17-19).

De Heer laat het allemaal gebeuren in geest en waarheid, in jezelf, in de groep, in je kerk, lokaal, landelijk en mondiaal. Prijs Zijn naam! Daar zijn we blij mee! Want dat betekent een "uitgang" uit vleselijkheid en onechtheid, om "in te gaan" tot de "heerlijkheid van God in het "nieuwe Jeruzalem" (Op.21:10-11).

DE DERDE BAZUIN

"En toen de derde engel de bazuin blies, viel er een grote ster, brandend als een fakkel, uit de hemel. Die viel op het derde deel van de rivieren en op de bronnen van de wateren. En de naam van die ster wordt genoemd Alsem. En het derde deel van de wateren werd alsem en veel van de mensen stierven van het water, omdat het bitter geworden was" (Op.8:10-11).

Om Gods volk uit "slavernij" en "ballingschap" te bevrijden, kwam er bij de "derde bazuin" "een grote ster", brandend als een "fakkel uit de hemel". Het was een "ster" met "hemels" licht. In dit gedeelte staat twee keer het Griekse werkwoord pipto. Het betekent: van een hoge plaats afdalen naar een lagere. Die "ster" viel niet. Hij daalde af. Hij kwam.

Als wij de derde bazuin horen, komt er een "Ster", die als een "fakkel" helder licht uit de "hemel" komt brengen (vgl. Mat.17:2, Op.1:16). Het is de "Zon der gerechtigheid" (Mal.4:2). Het is de Christus, die nu niet komt als "mensenzoon", of als "ruiter te paard", of als een "grote brandende berg". Hij is nu als een "grote lichtende ster", die men "Alsem" is gaan noemen. Want wat komt Hij doen? Hij maakt "de bronnen en waterstromen" van "Egypte" en van "Babel" in ons "bitter", ondrinkbaar, giftig.

Wat symboliseert "water"? Woord, woorden, woordenstromen. "Levend water" is het levende Woord van God. Dat is het "water", dat Jezus geeft aan wie "dorst heeft" (Joh.7:37, Op.22:17). Dat water is "uit God" en ontspringt uit Zijn troon (Op.22:1, vgl.Ps.36:10). Het kan in ons een "fontein ten leven" worden, ja, zelfs een "rivier" die stroomt uit ons binnenste (Joh.4:14, 7:37-38). Het is "water" dat doet LEVEN (Ez.47:9).

Met de "derde bazuin" komt de Grote Ster met Zijn licht uit de hemel, om Zijn volk te laten "zien", welke "bronnen en stromingen" géén leven geven. Dat zijn "woordenstromen" met halve waarheden, van starre traditie (vgl. Mat.23), religieus modernisme, of "water" van een andere godsdienst, new-age gedachten, menselijke fantasie. Kortom: al die "bronnen en stromingen" zijn niet "uit God", maar "uit de oude mens".

Zo zijn er "vervuilde waterstromen" met betrekking tot Gods plan (het middeleeuwse gedachtengoed van hel en verdoemenis), Zijn feesten (met heidense tradities zoals kerstmis), de opstanding vanuit de doden (met de opname-leugen), enz. enz. enz. Het is allemaal te herleiden tot de universele vervleselijking van Gods Woord, door het aards-verstandelijk en menselijk interpreteren van de schrift (vgl. Joh.6:63).

Dàt "water" komt Hij in ons bitter maken, ondrinkbaar, giftig. "Een derde deel van de wateren werd alsem". Het blijkt "water" te zijn, dat doodt (vgl.2Cor.3:6b). Daarom "sterven" veel (religieuze) mensen, omdat ze geestelijk niets anders hebben te drinken dan dat (vgl. Mara, Ex.15:22-24).

"Gods water" is "zuiver" (Ps.18:31, Joh.4:14). Het "oude" water lijkt "zuiver" en in een vroeg stadium van je geloofsleven smaakte het best wel "zoet". Maar als de Ster die Alsem wordt genoemd komt, ga je steeds meer merken, dat veel "bronnen", die vroeger best wel goed smaakten, nu "ondrinkbaar" zijn geworden. Wij, en misschien ook u, hebben dat vaak ervaren.

Het is schokkend wat God destijds door Jeremia, ook een "bazuin", zei over de verdorvenheid van de religieuze "bronnen" in zijn tijd (Jer.6:27-28). "Zo zegt de HERE der heerscharen van de profeten: "Zie, Ik spijzig jullie met alsem, Ik drenk jullie met gif, want van de profeten van Jeruzalem is heiligschennis uitgegaan over het hele land" (Jer.9:15, 23:15).

Als u de "derde bazuin" "hoort", gaat u door het "licht" (=waarheid) van de "Grote Ster" steeds beter "zien", dat u onderdrukt wordt "in Egypte" en "aan Babels stromen" zit, ver van "Jeruzalem" (Ps.137:1-6). Het leven daar wordt steeds "bitterder". En dan? Dan komt er "een stem uit de hemel zeggen: "Ga uit van haar, Mijn kind! Heb geen gemeenschap aan haar zonden" (Op.18:4).

Wie zich laat reinigen en uitgaat, mag opgaan naar het "nieuwe Jeruzalem", om dáár te "drinken uit de bron van het water des levens om niet" (Jes.55:1, Op.21:6). Dan geldt: "O, stad van God, al mijn bronnen zijn in u" (vgl. Psalm 87).

DE VIERDE BAZUIN

"En de vierde voor God staande engel blies de bazuin. En het derde deel van de zon werd getroffen, en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduisterd werd, en de dag voor het derde deel geen licht had en de nacht desgelijks" (Op.8:12-13, vgl.Ez.32:7-8).

De vierde bazuin kondigt nu weer een andere reiniging aan, die Gods volk moet ondergaan om in het "beloofde land" te kunnen komen. Om God te dienen in geest en waarheid, moeten niet alleen "de rivieren en de waterbronnen" van "Egypte" en "Babylon" weg. Ook hun "licht en lichtbronnen" moeten "geraakt" en "verduisterd" worden.

Op de vierde scheppingsdag in Genesis 1 wordt al duidelijk, waar het semeion "zon, maan en sterren" voor staat: God maakte "hemellichamen" om "licht te geven" en om "heerschappij te hebben" (Gen.1:15, 16 en 18).

Dus de "plaag" die gepaard gaat met de vierde bazuin, treft het "licht" (=kennis) en de "heerschappij" (=macht) van alle "Egyptische en Babylonische lichtbronnen". Alles van zonnegod Ra, van alle andere "Egyptische goden", van farao's, priesters, droomuitleggers, bezweerders, waarzeggers, enz. wordt "verduisterd" (vgl. de negende plaag in Ex.10:21-29). Dat gebeurt ook met alle "licht" van de "koning van Babel" en zijn hoogwaardigheidsbekleders, wijzen en geleerden. "Ja, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën" (Jes.60:2).

Wie de boodschap van de "vierde" bazuin "hoort", ziet dit ook nu gebeuren. Hij ziet hoe "het licht van het Woord" het "oude licht" doet verbleken. Dat "oude licht" kan het "licht" zijn van traditie, "licht" dat je hebt ontvangen van thuis, zondagsschool, school, kerk, radio en t.v., van een bijbelverklaring of een boek over dogmatiek of kerkgeschiedenis, enz. enz. Alles wat je hebt zonder inzicht, van horen zeggen, zonder openbaring, blijkt "oud" te zijn en moet weg (vgl.Job 42:3,5, Heb.8:13).

Tegelijk doet de HEER Zijn aanschijn over ons lichten (vgl. Num.6:24-26). "Ja, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over jullie zal de HEER opgaan en Zijn heerlijkheid zal over jullie gezien worden" (Jes.60:2). Dan komt Hij met het "stralende Licht" van Zijn waarheid. Dan hebben we de "zon" en "maan" en de "sterren" van ons religieuze systeem niet meer nodig, want de heerlijkheid van God is ons licht (Op.21:23). Wat is het heerlijk, dat we dat niet alleen dáár en later mogen "zien", maar ook al hier, nu! In jezelf!

WEE HUN DIE OP DE AARDE WONEN

De eerste "vier bazuinen" (vier: wereldwijd) gaan dus gepaard met "vier" "aanrakingen" van het levende Woord. Het betreft de bestaansniveaus "aarde" en "zee", en "water-" en "lichtbronnen" van "wie een oor heeft om te horen wat de Geest tot de gemeenten zegt". Die "plagen" raken de "oude mens" die het Koninkrijk van God niet kan beërven" (1Cor.15:50).

Na de vierde bazuin "hoorde" Johannes iets anders: "Er vloog een arend in het midden van de hemel, die met luide stem zei: Wee, wee, wee hun, die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin van de drie engelen, die nog bazuinen zullen!" (Op.8:13).

Die "arend in het midden van de hemel" is "van binnen vol ogen" (Op.4:8). Dat is een aspect van "de zonen Gods", die "in het midden" van Gods "troon" zijn: ze "zien" wat er uit het binnenste van de "oude" mens kan komen en ze hebben dat overwonnen (vgl.Joh.2:24-25, Mar.7:21, Rom.8:37). Dag en nacht juichen ze dan ook: "Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was, die is, en die komt" (Op.4:8b).

"Maar", zegt de "arend" met een "luide stem": "Wee, wee, wee hun, die nog "op de aarde wonen" en dáár blijven "bouwen" en "zwoegen". Wee hun, die nog steeds de dingen die boven zijn niet zoeken (vgl. Col.3:2). Hun aardsgezindheid zal nog bewustgemaakt en blootgelegd moeten worden. Wee hun! Er komen nòg drie bazuinen! "Wee, wee, wee hun, die op de aarde wonen".

Dat wee hun is geen bedreiging in de zin van: Ik zal ze! Het is een uiting van mededogen en bewogenheid voor "Zijn volk": "Ach, arme mensen! Jullie moeten nòg meer "plagen" ervaren om ook uitgeleid te kunnen worden. Wat zijn jullie te beklagen! Wee, wee, wee!