Home page

Zijn
komst
in de feesten

"Nader tot God,
en Hij zal tot u naderen" (Jac.4:8).

"Driemaal per jaar
zal ieder onder u van het mannelijk geslacht
voor uw God verschijnen op de plaats die Hij verkiezen zal:
op het pascha, op het feest der weken en op het loofhuttenfeest" (Deut.16:16).

INLEIDING

De feesten van de Heer worden beschreven in Leviticus en Deuteronomium. Het zijn schitterende typen van Gods plan met Zijn volk: van uitgaan (uit "Egypte") tot ingaan (in "het beloofde land"). Tijdens deze drie jaarlijkse feesttijden moest ieder van het mannelijk geslacht voor God verschijnen (Deut.16:16). Het "vieren" ervan typeert namelijk de weg tot mannelijke rijpheid, tot in de volheid van Christus (Ef.4:13).

De jaarlijkse cyclus ziet er als volgt uit:

1. Het pascha in de eerste maand (Ex.12:1-23, Lev.23:4-5).

2. Het pinksterfeest in de derde maand (Lev.23:15-21, Deut.16:9-12).

3. Het loofhuttenfeest in de zevende maand (Ex.23:16, Lev.23:34-44).

In geest en waarheid kunnen deze feesttijden nu gevierd worden in ons, kinderen van God. Daarom zullen we nagaan, hoe wij "drie" keer voor Gods aangezicht moeten verschijnen en hoe Hij dan steeds nader tot ons komt op een nieuwe (=geestelijke) wijze. Naarmate wij de geestelijke betekenis van de feesten van de Heer gaan zien, wordt Zijn komst en nabijheid voor ons steeds reëler.

PASCHA
De komst van God over Zijn volk

Bij de uittocht uit Egypte stelde God het pascha in om Zijn volk te vrijwaren van de laatste plaag en om het te verlossen van de onderdrukking in dat land (Ex.12:13b en 3:7-8). Men moest een lam slachten, het eten en het bloed ervan op de deurposten van hun huis aanbrengen. Het was voor hen een nieuw begin (Ex.12:1).

Nu staan ook wij aan een nieuw begin, als wij worden opgeroepen het ware paaslam, Jezus, te eten en Zijn bloed aan te wenden (Joh.6:35-40, 1Cor.5:7). Dan begint onze uitgang uit "Egypte" , uit de slavernij van "het vlees" (vgl. Ps.121:8). Dan kunnen we rekenen op Zijn komst nu, op Zijn zegenende, beschermende aanwezigheid (Ex.12:13). Want wat gebeurde er, toen Israël het eerste pascha vierde? Het bloed van het lam zou hun dienen als een teken aan hun huizen en als God dat zou zien, dan zou Hij over hen komen (Ex.12:13).

In de NBG-vertaling staat: "Wanneer Ik het zie, dan ga Ik u voorbij". Nee, God ging die huizen niet voorbij. Hij stelde Zich juist beschermend op over die huizen. Er staat dit: "Als de Heer het bloed van het lam ziet, dan zal Hij opspringen (Hebreeuws: pashach) en de verderver niet toelaten om in die huizen te komen" (Ex.12:23). En als later "uw zonen tot u zeggen: Wat betekent dit paschalam? Dan zullen jullie zeggen: Het is het offer van de Heer over de huizen van de Israëlieten, toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde" (Ex.12:26-27).

In die huizen gold: "Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, vernacht in de schaduw van de Almachtige. Met Zijn vleugels beschermt Hij u en vindt u een toevlucht. Zijn trouw is schild en pantser. Geen onheil zal u treffen en geen plaag zal uw tent naderen" (uit Ps.91:1-10).

Nu kunnen wij verlost worden van het "Egypte" in ons door het pascha nieuw te vieren, dagelijks, in het eeuwige nu, in geest en waarheid. Jezus is het ware Lam van God (Joh.1:29). Hij is het paaslam, dat voor ons is geslacht (1Cor.5:7). Door Hem te eten en Zijn bloed aan te wenden, worden wij beschermd en verlost van "Egypte" om de levende God te dienen (Joh.6:51-55).

Vóór het pascha kon "farao" nog "zoontjes" laten verdrinken in het "water" van "Egypte" (Ex.2). Maar wie pascha viert in geest en waarheid, wordt onaantastbaar. Ons paschalam zegt: "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken" (Joh.6:54).

Dat is het "nieuwe" begin, dat "Gods volk" nodig heeft om verlost te worden en op weg te kunnen gaan naar "het beloofde land". Het is het "vieren" van het pascha in geest en waarheid.

PINKSTEREN
Zijn komst in de eerstelingen

Een volgende mijlpaal op de weg tot geestelijke volwassenheid is de tweede feesttijd van de Heer, pinksteren, in de derde maand na het pascha. Het wordt ook wel het feest van de eerstelingen genoemd (Ex.23:16).

Vijftig dagen na de uittocht bereikte Israël de berg Sinaï. Daar zagen ze een komst van de Heer, die ze nog niet eerder hadden meegemaakt (Ex.19-23): "De HERE daalde op de berg neer in vuur" (Ex.19:18-20) en zei, dat Hij "in het midden van het volk" wilde wonen tijdens de "reis" naar "het beloofde land" (Ex.25:8). Elk jaar moest dit worden herdacht.

Vijftienhonderd jaar later gebeurde er na zo'n jaarlijkse herdenking iets bijzonders. Er waren 120 discipelen bijeen in Jeruzalem en plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en zagen ze tongen als van vuur, die neerkwamen op ieder van hen. Zij werden allemaal een woonplaats voor God, voor Zijn Geest" (Hand.2:1). Vervuld werd: ""Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat u naar Mijn inzettingen wandelt en Mijn verordeningen onderhoudt" (Ez.36:25-27)."

En nu? Nu doopt de verheerlijkte Jezus de Zijnen met de heilige Geest en met (louterend) vuur, opdat ook zij een woonplaats zullen zijn voor God en zij Zijn wegen zullen bewandelen (Joh.1:33, 1Cor.3:16,17, 6;19). Zo worden ze stap voor stap, van heerlijkheid tot heerlijkheid, door Geest en vuur "vernieuwd tot volle kennis naar het beeld van de Schepper" (Col.3:10, vgl.1Cor.1:30).

Dat vernieuwd worden gaat dus niet zo maar, ineens, in een oogwenk. Na een markant begin met o.a. tongentaal is de praktische uitwerking van pinksteren een "reis door de woestijn", een groeiproces, een opstandingsproces, dat dus het eerst zal worden voltooid in eerstelingen (vgl. Ef.4:13-16). Want pinksteren is het feest van eerstelingen (Ex.34:22, Lev.23:20).

Als eerstelingen riep Jezus Zijn discipelen tot Zich, twaalf in aantal (Marc.3:13-16). Het getal 12 duidt op roeping en verkiezing tot koninklijk priesterschap..

Op de pinksterdag in Handelingen 2 waren het er al "120" (Hand.1:15). En als de volheid van dat feest is gekomen, zullen het er "144.000" zijn, allemaal "gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en voor het Lam" (Op.14:4).

Wat zijn dat, eerstelingen? Ze zijn van nature niet beter dan anderen, maar door genade eerder geestelijk volwassen, eerder rijp dan de volle oogst, als eersten geheel losgekocht van de aarde (Op.14:1-5). Ze worden ook wel Jezus' loon genoemd. "Zie, uw heil komt; Zijn loon is bij Hem. Men zal hen noemen: Het heilige Volk, de Verlosten van de Heer" (Jes.62:11, vgl.Op.22:12). Ze volgen het Lam waarheen Hij ook gaat (Op.14:4). Het worden er "144.000", een symbolisch getal, "12x12x10x10x10". Johannes ziet hen staan op de berg Sion, bij het Lam (Op.14:1).

Eens zei Jezus tot de "12": "Ik ga tot de Vader" (Joh.14:12). "En als Ik voor jullie plaats heb bereid, kom Ik weer en zal jullie tot Mij nemen, opdat ook jullie mogen zijn, waar Ik ben" (Joh.14:3). Wisten zij en weten wij eigenlijk wel, wat Hij bedoelde? Waar ging Hij heen? Waar was Zijn Vader?

Jezus sprak daarover met een Samaritaanse vrouw, toen ze Hem ernaar vroeg (Joh.4:1-42). Waar woont nou de Vader? En waar moet je Hem aanbidden en dienen? (Joh.4:20-21). Toen antwoordde Hij: "God is Geest en wie Hem willen aanbidden, moeten dat doen in geest en in waarheid" (Joh.4:21-24). Niet hier of daar (Joh.4:20). God is niet aan plaats of tijd gebonden. Hij is "de onvergankelijke, onzienlijke, enige God" (1Tim.1:17). Hij is de alomtegenwoordige Geest. Ik ga tot de Vader" betekent: "Ik word Geest". De "Ik ben de Waarheid" (Joh.14:6) zou worden "de Geest der waarheid" (Joh.16:13).

Kort voor Zijn lijden en verheerlijking, zei Jezus tot Zijn discipelen: "De wereld kan de Geest der waarheid niet ontvangen, want ze ziet Hem niet en kent Hem niet. Maar jullie kennen Hem wel! Hij zal bij jullie blijven en in jullie zijn. Ik zal jullie niet als wezen achterlaten: Ik kom tot jullie" (Joh.14:17-18).

Zijn hemelvaart was dus geen vertrek, maar een verandering! Hij ging niet weg, maar Hij "ging tot de Vader" (Joh.14:28). Hij werd de Geest van de Waarheid. Hij deed dat, om niet meer lichamelijk bij enkele discipelen te zijn, maar voortaan in al Zijn discipelen, als goddelijke Geest (Joh.4:24). Hij had zelfs tot Zijn discipelen gezegd: "Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23). dàt is pinksteren ervaren! Dan worden wij een woonplaats voor God onder de mensen, één van de vele "woningen" (Grieks: verblijplaatsen) van het "Huis" waarin de Vader woont (vgl.Joh.14:2-3).

De woningen, de verblijfplaatsen in het huis van de Vader, zijn dus geen luxe villa's waar wij later in zullen wonen boven de blauwe luchten en witte wolken. Nee, die "woningen" zijn wij, mensen zoals u en ik, waarin God komt wonen. We hebben het altijd omgedraaid: het gaat niet om een huis, waarin wij gaan wonen, maar om een huis, waar de Vader in kan wonen. Pinksteren nieuw vieren is het volledig toelaten van de levendmakende Geest van God in je binnenste, dagelijks. Zo "zal je kracht ontvangen" (Hand.1:8).

Ook had Jezus tegen Zijn discipelen gezegd: "Het is beter voor jullie, dat Ik heenga. Want als Ik niet heenga, kan de Trooster (=de Geest) niet tot jullie komen" (Joh.16:7). Het woord beter in het Grieks impliceert de gedachte van voordeel, winst. Hoe goed is het te weten wie Hij was, Jezus van Nazareth. Hoe goed is het, om bij Jezus te zijn. Maar het is oneindig veel beter om Hem in je te ervaren. Jezus was bij de discipelen geweest, maar met pinksteren kwam Hij in Zijn discipelem, als Geest der Waarheid.

Jezus is dus niet weg. Hij zei: "Ik ga tot de Vader" èn "Ik ben met jullie alle dagen" (Joh.14:12, Mat.28:20). Bij Zijn hemelvaart werd Hij onttrokken aan de ogen van Zijn discipelen, om Zich te kunnen geven in ieders binnenste. God in het vlees maakte plaats voor God als Geest. Ze moesten het doen zonder de Heer die ze jaren gekend hadden als "Zoon des mensen", om de verheerlijkte Jezus als Geest der waarheid te kunnen ontvangen. Wie Hij was maakte plaats voor wie Hij nu is (2Cor.3:17).

Datzelfde moet ook in ons gebeuren. We hebben geleerd wie Jezus was, op de zondagsschool, in het christelijk onderwijs, in de kerk, in opwekkingskringen, enz. enz., Dat was goed. Maar het is nog beter om Hem in ons te laten komen en Hem te leren kennen zoals Hij is: levendmakende Geest. Daarom is het zo goed ons af te vragen, hoe wij Hem kennen! Met ons verstand, naar het vlees, zoals Hij was, toen? Of leren we Hem kennen, zoals Hij is, nu, dagelijks? (vgl. Ef.1:17, Fil.3:10).

Nu het einddoel van pinksteren, de voleinding, de apotheose. Het is het blijvend geestvervuld zijn van "144.000 eerstelingen voor God en voor het Lam". Zij "zien (=kennen) Hem als eersten volledig gelijk Hij is" (1Joh.3:2). Jezus' naam (=wezen) en de naam van de Vader zijn geschreven op hun voorhoofd (in hun denken) (Op.14:1). Zij zingen een nieuw lied (Op.14:3). Zij zijn losgekocht van de aarde (Op.14:3b), "zonen van olie", "olijfbomen", die "goud" uit zich doen vloeien (Zach.4:11-12).

Het is een hele "reis", een lang proces, om van binnenuit geheel vernieuwd te worden tot "Zijn maaksel, in Christus Jezus geschapen om de goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft" (Ef.2:10).

Zalig (makarios=gelukzalig, gelukkig, voorspoedig, te benijden) zijn zij, die weten, hiertoe tevoren te zijn gekend, bestemd en geroepen. God zal hen ook rechtvaardigen en verheerlijken als Zijn zonen (Rom.8:19-21, 28-30).

LOOFHUTTEN
De komst van de Heer in Zijn gehele volk

Alle feesttijden van de Heer hadden te maken met "de opbrengst van het land". Bij het pascha ging het om een "eerstelingsgarve". Bij pinksteren ging het om de gerstoogst en werden er van de eerstelingen "twee" "nieuwe" "broden" "gebakken". En voor de Israëlieten was het loofhuttenfeest het feest van de volle oogst aan het einde van het jaar (Ex.23:16).

Het land, dat goede vruchten zal voortbrengen is nu Gods volk. Het Woord Gods wordt in gelovigen gezaaid (Marc.4:1-20). "De Vader is de landman" (Joh.15:1). "Gods akker bent u" (1Cor.3:9).

Als we het hebben over zaaien, ontkiemen, groeien, rijpen en vruchtdragen, moeten we denken aan een opstandingsproces, dat ook wel genoemd wordt de opwekking ten leven, of de verlossing van het lichaam. Iedereen komt tot opstanding, maar ieder op zijn beurt, ieder op de voor hem bepaalde tijd (1Cor.15:23).

Eerst "Christus, de Eersteling" (1Cor.15:23). God zond Hem, "toen de volheid des tijds gekomen was" (Gal.4:4). "Als een loot schoot hij op voor Gods aangezicht, als een wortel uit dorre aarde" (Jes.53:2). Hij was de eerste die opstond vanuit de levend-doden om Hem heen en die "van boven" werd (Joh.8:23). De Vader gaf Hem macht over alle vlees, over alle menselijke instincten (Joh.17:2). Zo kon in Hem de volheid van God lichamelijk wonen (Col.2:9).

Vervolgens komen, als climax van pinksteren, de 144.000 eerstelingen tot zoonschap. Zij volgen het Lam en komen met Hem op Sion te staan (Op.14:1). Ze zijn "met Christus, in Zijn tegenwoordigheid" (1Cor.15:23, letterlijk vertaald). "Wanneer Hij verschijnt, zullen ook zij met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Col.3:4). Dan wordt het Hoofd openbaar èn de leden van Zijn lichaam. Jezus komt namelijk als Heer der heren, als Koning van de koningen, als Hogepriester met Zijn priesters. Dat is niet alleen de climax van pinksteren, maar tevens het begin van het loofhuttenfeest. Alle dingen worden dan hersteld (vgl. Rom.8:18-30). Er staat: "Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting van alle dingen" (Hand.3:21).

"Tot die verschijning van onze Here Jezus Christus" moeten wij "de goede strijd van het geloof strijden", "God dienen en uit de hemelen Zijn Zoon verwachten" (1Tim.6:12, 14, 1Thes.1:9-10). We moeten uitzien naar Zijn komst en "de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en Heiland" verwachten (Titus 2:13).

In het verleden is ons geleerd om naar Jezus' latere "wederkomst" (een woord, dat overigens in de bijbel niet voorkomt) uit te zien. Maar de verheerlijkte Zoon des mensen is nu al komende in de Zijnen. Hij is komende als Hoofd van een samengesteld lichaam.

En Hij zal komen "van de hemel met de engelen van Zijn kracht" (2Thes.1:7). "Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn" (2Thes.1:10). Eerst in Zijn heiligen, de 144.000. En dan ....

Dan in allen. Dan wordt het hele volk van God één grote tempel (Op.19:8, 21:11,22,23), "vervuld met Hem, die alles in allen heeft volmaakt" (Ef.1:23). Dan is het loofhuttenfeest voleindigd! Dan ontvangt God de volle oogst van Zijn "land". "Heb geduld, broeders, tot de komst van de Heer! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht van het land en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefen geduld, sterk uw harten, want de komst van de Heer is nabij" (Jac.5:7-8).

Als Hij verschijnt met de Zijnen, wordt de Gemeente (ekklesia) gemaakt tot een eerstelingsvolk. Ze wordt het eerste volk, dat bevrijd wordt "van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom.8:21). Dat volk is niet aards of aardsgezind, maar geestelijk, "van boven", geheel bij God, bij Christus, in de Geest (Joh.14:3). Zij straalt een geweldig licht uit, dat lijkt "op een zeer kostbaar gesteente, als van kristalheldere diamanten" (Op.21:11). Wat een oogst! Ja, Zijn volheid komt, in "allen die tot geloof gekomen zijn" (2Thes.1:10). In de gehele ekklesia! Wat een feest!

HET EINDDOEL

Wat een hoop voor Gods volk: Zijn komst van pascha tot loofhutten! Maar ook daar blijft het niet bij. Gods plan reikt nòg verder.

Want bij het licht van het eerstelingsvolk, het hemelse Jeruzalem, de Bruid, zullen namelijk ook op hun beurt de volken wandelen (Op.21:24). Ze zullen zeggen: "Kom, laten we opgaan naar de berg van de Heer, opdat Hij ons kan leren aangaande Zijn wegen en opdat we Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Heer uit Jeruzalem" (Micha 4:2).

"Haar poorten zullen nooit gesloten worden" (Op.21:24-25). Want God had gezegd: "Het is te gering, dat u Mij tot een knecht zou zijn om de stammen van Jakob weer op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat Mijn heil reike tot het einde van de aarde" (Jes.49:6). Alle volken zullen na de komst van de volheid van Christus en de openbaring van het hemelse Jeruzalem worden gericht. Alles zal worden rechtgezet. Iedereen zal gerechtigheid leren. Want "wanneer Gods gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners van de wereld gerechtigheid" (Jes.26:9).

"God zij ons genadig en zegene ons. Hij doe Zijn aanschijn bij ons lichten, opdat men op aarde Uw weg kenne, onder alle volken Uw heil. Dat de volken U loven, dat ze zich verheugen en jubelen, omdat U hen in rechtmatigheid gaat richten en hen op de aarde gaat leiden. De aarde gaf haar gewas, ja, onze God zegent ons. Hij zegent ons, opdat alle einden van de aarde Hem zouden vrezen" (Ps.67:2-8). "Wie zou U niet vrezen en Uw naam niet verheerlijken? Want alle volken zullen komen en zullen voor U nedervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden" (Op.15:4). "Alle volken zullen van jaar tot jaar optrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Heer der heerscharen om het loofhuttenfeest te vieren" (Zach.14:16).

Hoe ongelooflijk het ook klinkt: Gods doel reikt nòg verder. "De ganse schepping zal ook "bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom.8:19-21). Als dat gebeurt, is "het einde gekomen, wanneer Jezus het koningschap aan God de Vader overdraagt en Hij alle heerschappij en alle macht en kracht onttroond zal hebben" (1Cor.15:23-25). Dan zijn alle dingen nieuw gemaakt (vgl.Op.21:5).

Dat is niet het einde in de betekenis van "nu houdt alles op". Paulus gebruikt het Griekse woord telos (=resultaat, doel; van het werkwoord tello=toewerken naar een doel). Dan is het einddoel bereikt! Dan is God alles in allen (1Cor.15:28). Alles in allen! Dan is de nieuwe schepping voltooid!

Vervuld is dan: "Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet meer gedacht worden" (Jes.65:17). Dan is er "een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want dan zijn de eerste hemel en de eerste aarde voorbijgegaan en dan zal de 'zee' niet meer zijn" (Op.21:1). En deze "nieuwe hemel en nieuwe aarde, die Ik maken zal, zullen voor Mijn aangezicht blijven bestaan, luidt het woord van de Heer" (Jes.66:22). Dan zijn "uit Hem en door Hem en tot Hem alle dingen" (Rom.11:33-36). Amen!