Home page

Het
Koninkrijk Gods
is niet van deze wereld

Jezus zei:
"Zie, het Koninkrijk Gods is in u" (Gr.: entos=binnenin)
(Luc.17:21)

"Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, niet van hier"
(Joh.18:36)

NIET VAN DEZE WERELD

Een vorige studie ging er over, dat "het Koninkrijk Gods niet komt met uiterlijk vertoon, niet is te berekenen, niet hier is en niet daar" (Luc.17:20-21). Deze gaat over: "Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld" (Joh.18:36). Wat bedoelde de Heer daarmee?

niet van .....

Het woordje van is in het Grieks ek. Het geeft oorsprong aan: van, vanuit, uit, waar vandaan. Destijds vroeg men zich af, waar Jezus vandaan kwam. Uit Nazareth? Galilea? "Is dit niet de zoon van Jozef?" (Joh.6:42).

Wat zei Jezus Zelf? "Ik ben van God uitgegaan" (ek, Joh.8:42). "Ik ben vanuit de hemel neergedaald" (Joh.6:42). En: "Ik ben niet van deze wereld" (Joh.8:23b).

Ook wat Hij had geleerd en doorgaf, was niet van(uit) deze wereld. Hij had veel geleerd op allerlei gebied, van Jozef, van Maria, van de schriftlezingen in de synagoge. Maar "wat Ik zeg, heeft de Vader Mij geleerd" (Joh.8:28). Dat gold ook voor wat Hij deed. "De Zoon kan niets doen van Zichzelf als Hij het niet eerst de Vader heeft zien doen" (Joh.5:19). Alles wat Hij dacht, wilde, leerde en deed was niet (van)uit de wereld, maar uit God.

Dat zou niet alleen gelden voor Hem. Ook Zijn Koninkrijk (basileia = koningschap, Joh.18:36) en Zijn ware discipelen zouden wel in, maar niet van de wereld zijn (Joh.17:11-16). Zijn Koninkrijk èn Zijn ware volgelingen zijn ook uit God.

niet van deze wereld ..... niet van hier .....

"Mijn Koninkrijk (koningschap) is niet van deze wereld, niet van hier" (Joh.18:36). Het als wereld vertaalde Griekse woord is kosmos. De grondbetekenis ervan is ordening, geordende structuur.

Het universum is zo'n structuur, de macrokosmos, net als een klein deel ervan, ons zonnestelsel. Elke natie, economische, politieke of religieuze organisatie, kerk, klooster, school, ons gezin of ons lichaam is op zich een kosmos. Al die geordende structuren zijn nuttig, noodzakelijk.

Ze kunnen variëren van goed tot geheel door satan beheerst (b.v. een satanskerk, Nazi-Duitsland). Maar laten we er duidelijk over zijn: goed of slecht, "alles wat uit de wereld (kosmos) is, is niet uit de Vader" (1Joh.2:16). Geen enkel mens, geen organisatie, kerk of school, geen godsdienst, studie of traditie, niets van deze orde kan goddelijk koningschap doen komen. Het Koninkrijk der hemelen komt niet uit deze wereld voort, maar het is uit God.

Jezus zei, dat de wereld Hem haatte (Joh.15:18). Hij doelde niet op de Romeinen of op het Joodse volk. Hij werd gehaat door het religieuze systeem, dat strenge naleving van de wet van Mozes eiste. Dat wettische systeem was van de wereld (Gal.3:1-3, 4:3,9). De geestelijke leiders wilden die structuur in stand houden en ze haatten Jezus, omdat Hij als een bedreiging voor hun wereldje werd ervaren. Zij waren van beneden, Jezus was van boven. Zij waren van deze wereld, Hij niet (Joh.8:23).

de Zoon is niet van deze wereld .....

De Zoon was vóór alles (Col.1:17). Hij was het begin van de schepping en het Lam van God dat werd geslacht vóór de grondlegging van de wereld (Op.13:8,14). Hij kon in alle waarheid zeggen: "Ik ben van God uitgegaan" (Joh.8:42).

Ook alles wat Hij als mens op aarde ontving aan geestelijke rijkdom, wijsheid, autoriteit en draagkracht, had Hij niet (van)uit de wereld, maar uit God. Hij was altijd bezig met de dingen van de Vader (Luc.2:49). "Ik doe niets uit Mijzelf, maar Ik spreek, wat de Vader Mij geleerd heeft" (Joh.5:19, 8:28). Nooit liet Hij Zich leiden door dèze wereldordening, want die had Hij overwonnen (Joh.16:33, 1Joh.5:4). Hij liet Zich voortdurend leiden door Gods Geest. Zo werd Hij Zoon van God in Wie de Vader in volheid kon wonen. Hij werd een volmaakt menselijk beeld van de onzichtbare God (Rom.8:14, Joh.14:9, Luc.4:36, Col.1:15, 2:9).

Alles wat Hij deed, bewees dat en wees op het nog te komen volle heil. Hij was het begin. Wat Hij deed waren tekenen van wat nog moest komen. Zo genas Hij tien melaatsen als teken van het feit, dat uiteindelijk alle geestelijk melaatsen zullen worden gereinigd. Alle lichamelijke genezingen die Hij deed, waren wondertekenen. Als de kracht en de heerlijkheid van het Koninkrijk Gods in volheid openbaar wordt, worden alle geestelijk doven, kreupelen, blinden, lammen en zieken geheeld en nieuw gemaakt (Op.21:3-5).

In de wereld wordt alles snel oud (Mat.6:19). Maar in het Koninkrijk der hemelen maakt Jezus alles blijvend "nieuw en jong" (Op.21:5, Mat.6:20). "Jonge wijn" (=het leven van het Koninkrijk) past daarom alleen in nieuwe vaten (Mat.9:17). Dat is in mensen die niet van de wereld zijn, maar die uit God geboren zijn (Luc.17:21, Joh.3:3-5).

de Zijnen zijn niet van de wereld .....

"Wat Ik zeg, heeft de Vader Mij geleerd" (Joh.8:28). Het waren woorden van eeuwig leven (Joh.6:68). "En ieder die dat weet van de Vader, komt tot Mij" (Joh.6:45).

Eén van hen, die dat wist, was Petrus. Hij erkende, dat Jezus de Messias was, de gezalfde Zoon van God (Joh.6:69, Mat.16:16). Dat had geen mens, maar de Vader hem geopenbaard (Mat.16:17). En dat is, zegt Jezus, de basis, waarop Hij Zijn ware Gemeente zou bouwen: op wat uit God komt, op wat de Vader openbaart (Mat.16:18). Ook de Zijnen zijn niet meer van de wereld.

Daarom is het vragen naar iemands kerkelijke achtergrond zo nutteloos. De Zijnen doen dat nooit. Zij gaan af op het innerlijk getuigenis van het levende Woord in hun hart (Col.3:15-17, Joh.8:18, Rom.8:16). Ze verstaan de stem van de Goede Herder en weten, dat ze van een andere ordening zijn, niet van deze wereld, maar wel één kudde, ook al komen ze uit alle volken, stammen, natiën en talen (Rom.8:16, Joh.10:3-4, 14-17, Op.7:9).

Allemaal zijn ook zij uit God. Wat ze weten, hebben ze "niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus" (Gal.1:12). Hun weg wordt niet bepaald "vanwege mensen, of door een mens, maar door Jezus Christus en door God, de Vader" (Gal.1:1). Ze doen niet wat de traditie vereist, of wat de groep vindt, maar wat God tot hen spreekt in de stilte. Ook op hen "rust de Geest van de Heer, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren" (Jes.11:2). Ze hebben niet de geest van de wereld (kosmos), maar de Geest uit God, die hen leert wie bij Zijn schapen hoort en wat Hij ons in genade schenkt (1Cor.2:12).

Wat Hij ons in genade schenkt? Wat is dat? Alles wat nieuw is (2Cor.5:16-18). Alles wat van de Geest is (2Cor.3:6). Alles wat in de geestelijke staat is (Rom.7:6b). In het Koninkrijk der hemelen is alles nieuw : de schepping, priesterschap, koningschap, Jeruzalem, de tempeldienst, alles. In de nieuwe staat van de Geest wordt alles verlicht met de kennis uit God (Op.21:11, 2Cor.4:6). En waar moet je dàt nou zoeken? Jezus zegt: "Binnenin u" (Luc.17:21). Dáár leren we met Gods Geest in waarheid te wandelen, als op een straat van zuiver goud (=van God, Op.21:21). Dáár wordt geleefd in nieuwheid des levens, als in een stad van diamant (Op.21:18, Rom.6:4).

Ja, Jezus is uit God. En ook de Zijnen zijn uit God. Ze hebben leren bidden: "Vader, Uw Koninkrijk kome, in de hemel, alzo ook in ons op aarde". Ze zien het koningschap Gods door de Geest in zich komen. Ze zijn nog wel in de wereld, maar niet meer van de wereld. Tot "een koninklijk priesterschap en een heilige natie worden ze gemaakt. Tot een volk Gode ten eigendom om Zijn grote daden te verkondigen" en om met Jezus de nieuwe aarde te beheren in gerechtigheid (Op.5:10, 1Pet.2:9, 2Pet.3:13).

het Koninkrijk Gods is niet van deze wereld .....

Deze wereld (kosmos) staat er niet best voor. Door de zonde vond er een katabole plaats (neerwerping, NBG:grondlegging). Daardoor is alles van beneden. "De hele wereld (kosmos) ligt nu in het boze" (=poneros, 1Joh.5:19).

Poneros heeft als eerste betekenis vol harde arbeid en ergernissen. Bij de zondeval viel Adam, zoon van de dageraad, uit Gods paradijselijke rust (Jes.14:12). Hij kwam terecht in "het boze", in poneros. Hij zou "al zwoegende de aarde bewerken" en "met zweet op zijn gezicht brood eten" (Gen.3:17-19).

Dat geldt voor iedereen (1Cor.15:22). Alles wat men in het vlees doet, of het nu gewoon werk is of religieus werk, het is zwoeg- en ploeterwerk buiten het Koninkrijk Gods. Alles, wat door het ik van de grond komt, loopt uit op spraakverwarring en ergernis (Gen.11:1-9). Zo gaat dat in de in poneros liggende wereld, waar alles dienstbaar is aan zwakke, armelijke wereldgeesten (Gal.4:9). In deze kosmos werken we dus van alles en nog wat uit, wat wij bedenken. Het is uit de mens. En "wat uit de mens komt, dat maakt de mens onrein", zegt Jezus (Mar.7:20). Het is zwaar. En het maakt moe!

Daarom zegt Hij: "Kom tot Mij als je vermoeid en belast bent. Dan zal Ik zal je rust geven. Neem Mijn juk op en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zal je rust vinden" (Mat.11:28-30). Jezus is namelijk de weg tot de Vader (Joh.14:6). Als we Zijn weg gaan, gaan we nu al "Gods rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn" (Heb.4:3). Door de zonde is ieder van de wereld, in poneros, aan het zwoegen en ploeteren om hoger op te komen. Maar wie uit God is geboren en van Jezus leert, zal Gods koningschap zien en Zijn rust binnengaan.

Van deze wereld. Wat hebben veel christenen daar een verkeerd begrip van. Ze denken bijvoorbeeld aan disco's en sport op zondag, aan bepaalde kleding, aan drank en drugs en ongehuwd samenwonen. Anderen verwarren op hun beurt de wereld met het begrip de aarde. Maar met "deze wereld" bedoelt de Heer alles wat de mens bedenkt, regelt en uitvoert, ook op het religieuze vlak. Dat is van deze wereld en ligt in het boze. Alles wat van de grond komt in eigen kracht en wijsheid is van deze orde en strookt niet met Gods aard, met Zijn Woord, Zijn daden en wegen. Het staat Hem tegen (Jes.1:11-15). De menselijke dadendrang om in eigen kracht omhoog te komen is zelfs vijandschap met God (Gen.11:4, Jac.4:4).

Om vooruit te komen in de wereld, moeten we hard werken. Maar in het Koninkrijk Gods moeten we de Heer laten werken. Alles geschiedt er door Zijn Geest (Zach.4:6). Wij hoeven alleen maar naar Hem te luisteren en Hem gehoorzaam te dienen (Marc.10:45). Daarom zegt Johannes: "Heb de wereld niet lief en wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. Want alles wat in de wereld is, de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en een hovaardig leven, is niet uit (ek=vanuit) de Vader, maar uit de wereld" (1Joh.2:15-16).

Wat is het heerlijk in het Koninkrijk van God! Bij Hem ervaar je geen poneros, maar rust en vrede. Zijn rijk is niet van deze kosmos, maar van boven (Joh.8:23). Dat is het nieuwe paradijs, met heerschappij vanuit de hemel van God hier op aarde (Op.2:7, 21:2). Daar wordt niets gedaan in het vlees of uit eigen wil. Alles gebeurt er door de Geest van de hemelse Vader, in Zijn naam, vanuit Zijn wezen (Joh.10:25). Wat geeft dàt een rust, een ruimte, een ongekende blijdschap en een vrede die alle verstand te boven gaat. En dáárin bestaat het Koninkrijk Gods nou juist, "in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door Zijn Geest" (Rom.14:17).

Jezus handelde vanuit die uitgangspositie. Hij ging rond, "goeddoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren, want God was met Hem" (Hand.10:38). Hij deed de werken die Hij de Vader zag doen. Zo kon in Hem het Koninkrijk der hemelen op aarde komen en Gods wil geschieden.

Ook door de Zijnen zal God Zijn werken doen (Joh.14:12-14). Ze hebben leren vasten van alle dode werken en van elk ijdel woord (Heb.6:1). Ook zij overwinnen de wereld, omdat ze uit Woord en Geest geboren zijn (Joh.3:3-5). "Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld" (1Joh.5:4). Ze hebben leren doen wat Hij wil, in Zijn naam en vanuit Zijn rust.

TWEE WEGEN

Er is een brede weg en een smalle weg (Mat.7:13-14). De één is de weg van de wereld, de ander is de koninklijke weg. De brede weg gaat verder van het paradijs af, de smalle weg naar het paradijs terug. Op de brede weg wordt alles steeds donkerder. Op de smalle weg ontvangen we hoe langer hoe meer licht, tot de volle dag van Gods heerlijkheid in het nieuwe paradijs (Spr.4:18, Op.2:7, 21:23).

van het paradijs af .....

Na de moord op zijn broer ging Kain "weg van het aangezicht van de Heer" (Gen.4:16-17). Hoe verder hij trok, hoe minder hij de zegeningen van God ervoer. Zijn leven was niet meer uit God, maar ek poneros (=uit de/het boze, 1Joh.3:12). Hij bouwde voor zich een stad, maar dat was in Nod (=ronddolen). Hij bleef dwalen, ondanks het feit, dat hij een stad had gebouwd om erin te wonen (Gen.4:12b).

Lamech overtrof Kain als moordenaar (Gen.4:23). Zijn zoons maakten alle drie aardse surrogaten van het echte in het paradijs. Jabal maakte eigen schuilplaatsen, omdat God zijn schuilplaats niet was. Omdat Jubal "de overvloed van vreugde voor Gods aangezicht" niet kende, maakte hij vreugde met citer en fluit (vgl. Ps.16:11, Gen.4:21). Tubal-Kain werd de eerste smid: wie niet op de Heer vertrouwt, moet op het zwaard vertrouwen (vgl.Luc.22:49-53). Kortom: ze zorgden zelf wel voor alles met een wijsheid, die niet van boven kwam (Jac.3:15).

Herkent u hier iets van? Want ook nu bewandelen velen de weg van Kain (Jud.10 en 11). Ze voorzien zelf in alles, ook in de behoeften van de religieuze mens. Ze doen dat met talloze godsdienstige rituelen en tradities. Dat is uit de wereld, niet uit de Vader (1Joh.2:16b). Dan komt niet het Koninkrijk der hemelen neer, maar ontstaat er namaak, nep.

Ziet u ook hoe Jubals het christendom hebben overspoeld met een gigantisch aanbod van zielse muziek en show, die niet uit God is, maar van deze wereld? Misschien weet u ook, een "nieuw" lied te hebben in uw hart. Want er verrijst ook een volk, dat de wereld van Kain en Jubal overwint (1Joh.5:5). Ze leren "een nieuw gezang te zingen voor de troon, een lied dat niemand kan leren dan de 144.000 losgekochten van de aarde" (Op.14:3). Zulk volk staat bij het Lam op het hemelse Sion, waar overvloedige vreugde is voor Gods aangezicht (Op.14:1, Mal.3:10b, Joh.10:10b, Ps.16:11).

U kent toch ook het werk van Tubal-Kain wel, de vader van de smeden? De kerkgeschiedenis staat bol van wat zijn hand is begonnen: strijden met wapens van deze wereld tegen vlees en bloed (vgl. 2Cor.10:3-4, Ef.6:12a). Aanvallen!

Maar ware gelovigen vallen nooit aan met vleselijke middelen. Ze bieden weerstand aan satan zoals Jezus dat deed in zijn verzoekingen. Hun strijd is geestelijk standhouden in vleselijke en zielse verleidingen (Ef.6:13). Elke gedachte brengen ze onder de gehoorzaamheid aan Christus, om Hem toegewijd te blijven (2Cor.10:3-6, 11:3). Ze strijden de goede strijd van het geloof in zichzelf, met krachtige, geestelijke wapenen, met waarheid, met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes, met gerechtigheid, geloof, heil en het Woord. Ze bidden daarbij aanhoudend in de Geest (Ef.6:14-18).

Ook de mensen in de tijd van Noach, en later de bouwers van Babel, zouden de weg van Kain gaan. Ook zij doolden ploeterend en zwoegend weg van het aangezicht van de Heer in een "land, dat zijn volle opbrengst niet meer geeft" (Gen.4:12a). Ook zij gingen wonen in zelfgebouwde schuilplaatsen, waarvan God Zelf de "vurige muur rondom en de heerlijkheid binnenin" niet kon zijn (vgl. Zach.2:5). Alles deden ze "overeenkomstig de loop van de wereld (kosmos), overeenkomstig de geest die werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid" (Ef.2:2).

En ook nu gaan velen die weg, waarop niet Christus regeert, maar het ik (vgl. Gal.2:20). Het is de weg vanuit het boze, ek poneros, waarop het vrome vlees twee boze daden doet: het verlaat de Bron van levend water, en het houwt voor zichzelf bakken uit die toch breken en dus geen water kunnen houden (Jer.2:13).

naar het paradijs terug .....

Er is gelukkig een weg terug. Ja, van huis uit zijn we allemaal buiten het Koninkrijk der hemelen. De zonde ligt altijd als een belager aan de deur om ons te overmeesteren (zie Gen.4:7, Rom.6:12). We moeten leven met strijd, geploeter en ergernissen (Gen.3:17-24). We zijn eigenlijk levend dood (Gen.3:3, 1Cor.15:22, 1Tim.5:6).

Maar door het Woord van God is er een terugkeer mogelijk. Jezus zegt: "Ik ben daarvoor de weg en de waarheid en het leven. U kunt weer tot de Vader komen door Mij" (Joh.14:6). Hij is het Woord, het zwaard van de Geest, het flikkerende zwaard, dat de toegang tot het paradijs bewaakt (Ef.6:17)Gen.3:24). Wie zich door het Woord laat richten en zijn gewaden wast, komt er weer in. Wie dat niet doet, moet (nog) buiten blijven (Op.22:14-15).

Dat "levende, krachtige Woord Gods, dat scherper is dan enig tweesnijdend zwaard, moet zó diep doordringen, dat het ziel en geest, ja, zelfs overleggingen en gedachten van het hart schift" (Heb.4:12). Waarom zo diep? Waarom een schifting in je hart?

Om in Zijn heilige "stad" te kunnen komen, moet er in ons "ziel" (=onzuivere begeerte, lust, sensatie, traditie, enz) en "geest" gescheiden worden. Men moet ervoor niet alleen rein van handen zijn, maar ook zuiver van hart (Ps.24:3-4). Anders kunnen we niet ingaan in de rust van het "nieuwe paradijs" (vgl. Heb.4:1-13, Op.2:7). Het kan alleen door het Woord, als u "heden Zijn stem hoort en u uw hart niet verhardt" (Heb.4:7b).

Hoort u Zijn stem? Dan wil Hij u maken als iemand die wandelt met God (als Henoch=ingewijde, Gen.5:24, Heb.11:5). Of Hij zegt u de "ark" binnen te gaan (als Noach=rust) om de gerechtigheid van een nieuwe aarde te beërven (Heb.11:7). Of Hij laat u Zijn "stad" zien, zoals Hij dat deed aan Abraham (Heb.11:8-10). Of u wordt als ziende de Onzienlijke, als Mozes (Heb.11:17). Zij ontvingen door het geloof slechts een getuigenis. Wij mogen de realiteit ontvangen in geest en waarheid. Zij verkregen het beloofde niet. Maar met ons heeft God iets beters voor (Heb.11:39-40).

Jezus leidt de Zijnen namelijke uit deze "wereld" en brengt hen in de geestelijke realiteiten van een beter, nieuw, hemels Vaderland. Alles is er uit God (Heb.11:16). Daar ervaren we volmaakte "gemeenschap met Jezus Christus, onze Heer" (1Cor.1:9). Daar geeft Hij volmaakte rust, volle vrede, alle ruimte (Ps.18:19, Ps.31:8). Je bent er in "Zijn wonderbaar licht" , in "eeuwige heerlijkheid" (1Pet.2:9, 5:10, 2Thes.2:14). Daar is men waarlijk vrij (Joh.8:31-32). Daar is volledige verlossing van het boze (=het zwoegen van het ik), want van Hem is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid.

Laten we daarom bidden: "Vader, verlos ons van het boze, want van U is het Koninkrijk ....". Dan antwoordt Hij: "Wees niet bevreesd! Want de Vader wil jullie graag het koningschap geven" (Luc.12:32). Hoort u het goed? Hij wil geven. Ook van de Boom des levens in het nieuwe paradijs. Daar neem je niet van, uit begeerte, als Eva. Maar daar word je door Hem "gegeven te eten" (Op.2:7). Halleluja!

Gelukkig kwam het koningschap van God niet alleen in Jezus van Nazareth. Het komt ook niet alleen in de Zijnen, in de eerstelingen voor God en voor het Lam (Op.14:4). Na eerstelingen komt de volle oogst. Er komt een tijd, dat iedereen zal vragen: "Heer Jezus, gedenk mij in uw Koninkrijk". En dan zal de Heer elke zondaar, die tot bezinning en berouw komt, antwoorden: "Heden zul je met Mij in het paradijs zijn" (Luc.23:43). Want "in de naam van Jezus zal alle knie zich buigen en alle tong zal belijden: Jezus Christus is Heer" (Joh.5:29, Fil.2:10-11). Hij is Koning. Hij is de Koning der koningen. "Zijn koningschap zal alleen maar toenemen" (Jes.9:7a, letterlijk vertaald). Hij wordt Koning en Heer in iedereen, tot eer van God, de Vader!

HEM KRONEN BINNENIN

Waar wil Christus, de Koning der koningen, nu gekroond worden? Ginds in de hemel? Ergens op aarde? En wanneer? Het antwoord is: in de Zijnen, heden!

Hemels koningschap "is als een schat die verborgen ligt in een akker. Iemand ontdekte die en in zijn blijdschap erover verkoopt hij alles wat hij heeft om die akker te kopen" (Mat.13:44). dàt is wat Jezus zei tegen de rijke jongeman: "Verkoop alles en je zult een schat in de hemel hebben" (Mar.10:21). Die schat is koningschap, zoonschap. En wie is de akker? Wij! (1Cor.3:9)

Die schat ligt zelfs in Jezus' tegenstanders verborgen. "Op de vraag van de Farizeeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, zei Hij tegen hen: 'Het is binnenin u'" (entos=diep binnenin, Luc.17:20-21). Hij kwam immers in de wereld om ieder mens, dus ook Farizeeën, te verlichten (Joh.1:9). Eén van hen was Paulus, die alles prijsgaf, opdat God Zijn Zoon in hem zou openbaren (Fil.3:7-11, Gal.1:15-16).

Hij wil dus als Vredevorst gekroond worden in mensen, opdat in hen Gods naam worde geheiligd, Zijn koningschap kome en Zijn wil geschiede. Jezus zei: "Ik verlaat de wereld weer en ga tot de Vader" (Joh.16:16,28). En dan "zullen Wij tot je komen en bij je wonen" (Joh.14:23). "Het Koninkrijk Gods is niet hier of daar, maar in u" (Luc.17:21). In mensen zal Hij "met heerlijkheid en eer gekroond" worden (Heb.2:9).

Ja, Jezus verliet de aarde als Zoon des mensen en kwam na een korte tijd weer terug (Joh.16:7, Hand.2:1-13). Hoe? Als Geest der Waarheid (2Cor.3:17). In die gedaante zou Hij altijd aanwezig zijn in iedereen die tot Hem zou komen (Joh.14:7). Wie Hij tijdelijk was, maakte plaats voor Wie Hij in alle eeuwigheid blijft. En dat is véél, véél beter (Joh.16:7).

Want stel, dat Hij, net als 2000 jaar geleden, er nog was als mens en u zou tien minuutjes met Hem mogen spreken. Als alle nu levende mensen dat ook zouden willen, dan zou u pas over honderdduizend jaar weer aan de beurt zijn voor nog eens zo'n tien-minuten-gesprekje! Gelukkig kennen we Hem niet meer naar het vlees (2Cor.5:16). Hij is nu levendmakende Geest (1Cor.15:45). Nu kan ieder die zoekt vinden en Hem leren kennen door Zijn Geest (Mat.7:7, Ef.1:17). Nu kan iedereen die dat wil, Hem al laten kronen als Koning en Heer in zijn eigen hart.

UIT DE WERELD OF UIT GOD

Jezus was als Eerste geheel uit God. Ook de 144.000 eerstelingen voor God en voor het Lam zijn uit God. Zij zien (=kennen) Hem als eersten gelijk Hij is (1Joh.3:2). Op hun voorhoofd (=in hun denken) staat Jezus' naam en de naam van de Vader geschreven (Op.14:1). Ze zingen een nieuw lied voor de troon (Op.14:3). Ze zijn losgekocht van de aarde, niet meer van de wereld (v.3b). Ze zijn "zonen van olie", "olijftakken", die "goud" uit zich doen stromen (Zach.4:11-12).

Wat een verschil, als we dat vergelijken met wat er komt uit het hart van de mens van deze kosmos. Het is verraderlijk en verderfelijk boven alles (Jer.17:9).

Realiseert u zich, wat dat betekent, boven alles? Dat niets verraderlijker en verderfelijker is dan het hart van de mens. "Van binnenuit, uit het hart van de mens, komen kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand", zegt Jezus (Mar.7:21-22). Alles wat uit deze kosmos is, en wat dus ook uit de mens is, is niet uit God, hoe goed men het ook bedoelt.

Daarom is er een innerlijke verandering nodig (Luc.11:39). Jezus komt als levendmakende Geest niet alleen bij ons, maar ook in ons, om ons van binnenuit te vernieuwen (Joh.16:8). We hebben een nieuw "hart" nodig, waarin Hij kan schrijven (Ez.11:19a, Jer.31:33). Anders worden we niet het volk voor Zijn naam, dat nu geschapen wordt ter ere van de naam van de Vader (Hand.15:14, Ps.102:18). Hij wil ons immers maken tot "een woonstede in de Geest" van waaruit Hij kan werken op aarde. We worden "geschapen om Zijn werken te doen, werken die Hij tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen!" (Ef.2:10). Hij vervult ons, stoffelijke mensen, dan met Zichzelf! En we gaan "het beeld van de hemelse mens dragen!" (Ef.3:19, Fil.1:9-11, 1Cor.15:49). Dan zijn we toch niet meer van de wereld!.

Ja, de uit God geborenen heeft Hij "naar Zijn raadsbesluit voortgebracht door het woord der waarheid, om in zekere zin eerstelingen onder Zijn schepselen te zijn" (Jac.1:18). Hij geeft hun Zijn koningschap hier op aarde (Luc.23:51). Ze mogen het gaan zien als eersten en het ontvangen als een kind (Joh.3:3, Luc.18:17). Voor hen is het Koninkrijk Gods niet dáár, ver weg, maar diep in hun binnenste (Luc.17:21).

Tijdens Jezus' bediening op aarde werden daartoe de Zijnen uitgekozen. Ze bleven voortdurend bij Hem (Mar.3:14). Ook aan hen zou de Vader koningschap geven (Luc.12:32). Ook zij waren mensen van beneden. Maar wat zouden ze veranderen! Mattheus werd van tollenaar dé evangelist van het Koninkrijk Gods (Mat.9:9). Johannes veranderde van een zoon des donders in de apostel van de liefde. Thomas, die eerst moest zien en begrijpen en daarna pas kon geloven, zou uitroepen: "Mijn Heer en Mijn God" (Joh.20:28). De impulsieve Petrus zou zich laten omgorden door die Ander (Joh.21:18). Het Koninkrijk Gods kon in hen komen. De Heer werd Koning in al die levens.

Laten we daarom niet meer bidden: "Kom spoedig, Heer en haal ons naar de hemel". Maar: "Uw koningschap kome, uw wil geschiede, in de hemel alzo ook op aarde en ook in mij".

Want nogamaals: op aarde worden mensen van deze wereld (=kosmos, ordening) veranderd tot uit God geboren "burgers van een rijk in de hemelen" (Fil.3:20). Hier moet het ongehoorzame volk tot een heilige natie gemaakt worden (1Pet.2:9). Nu moet haar vleselijke houding veranderen in een geestelijke. Wat aardsgericht is moet hemelsbewust worden, wat dwaas is wijs. Er is hier en nu een opstanding vanuit de doden mogelijk (Fil.3:10-11). Daarom zegt Jezus: "Vader, Ik bid niet, dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor het boze. Want zij zijn niet "van de wereld", zoals Ik niet van de wereld ben" (Joh.17:15-17).

Weet u, wie ook in zo'n situatie verkeerde? Noach. De hele wereld lag zó in het boze, dat alle overleggingen van het menselijke hart alleen maar slechtheden voortbrachten (Gen.6:5-12). Maar hij "was onder zijn tijdgenoten rechtvaardig en onberispelijk en hij wandelde met God" (Gen.6:9-10). Hij bouwde een ark van 300x50x30 el (30=de volgroeide, 50=de gezalfde, 300=de overwinnaar), die "acht" mensen door alles heen zou dragen, om een nieuwe aarde te beërven (8 is het bijbelgetal van nieuw leven, van opstandingsleven).

Noach ging destijds de ark in. Wij mogen ons door de Geest tot één lichaam in (=de ark in, het lichaam van Christus in) laten dopen (1Cor.12:13). Dan komen ook wij door alles heen. Dan zijn we "in dit alles overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad" (Rom.8:37). Dan zullen ook "wij in nieuwheid des levens wandelen" en nu reeds een voorsmaak ervaren van hoe het zal zijn op de nieuwe aarde (Rom.6:4).

Het kan niet genoeg benadrukt worden, dat we die voorsmaak alleen kunnen ervaren, als we Gods heerschappij nu in ons toelaten. Wie uit God geboren is, wordt nu "een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus" (Ef.1:3,2:6). Nu mogen wij "veranderen naar Zijn beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Heer die nu Geest is" (2Cor.3:18). Nu mogen we in Christus opstaan die zegt: "Ik ben de opstanding en het leven" (Joh.11:25). We mogen zien, dat Zijn koninkrijk niet alleen kwam en zal komen, maar dat het komende is, "neerdalende uit de hemel van God" (Op.21:2,10).

Dan wordt de Gemeente "een licht voor de natiën tot aan het uiterste der aarde" (Hand.13:47, Jes.49:6). Dan openbaart zich de Koning der koningen, de Zoon en de zonen, worden alle volkeren genezen en de ganse schepping vrijgemaakt (Col.3:4, Op.1:7, 22:2). Met reikhalzend verlangen ziet de schepping daarnaar uit (Rom.8:19). Alles komt dan onder het beslag van Gods koninklijke heerschappij. "Alle knie zal zich buigen en alle tong zal God loven" (Rom.14:11). Ieder zal komen te weten, dat Jezus Koning is, tot eer van God de Vader.

Alles wordt nieuw (Op.21:5). Alles wat van deze wereld is, smelt dan weg als was (Ps.97:5). "Sions woestijn wordt dan als Eden en haar wildernis als het paradijs van de Heer. Blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang" (Jes.51:3). Dan wordt de hele schepping bevrijd van alle poneros (Rom.8:20). Halleluja!

Kroont Hem, de Vredevorst, wiens macht eens heersen zal
van pool tot pool, van zee tot zee, 't klink' over berg en dal.
Als alles voor Hem buigt en vrede heerst alom,
wordt d' aarde weer een paradijs. Kom, Here Jezus! Kom!

(Johannes de Heer, lied 722, derde couplet)