"Als iemand niet wederom geboren wordt,
kan hij het Koninkrijk Gods niet zien"
(Joh.3:3)
Als iemand niet geboren wordt uit water en geest,
kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan"
(Joh.3:5)
Jezus verscheen na Zijn kruisdood veertig dagen lang aan Zijn discipelen met veel kentekenen (tekmerion=onweerlegbare bewijzen). Hij sprak met hen "over alles wat het Koninkrijk Gods betreft" (Hand.1:3).
Hij had er al vaak over gesproken, in gelijkenissen (Mat.13). En met woorden van genade en eeuwig leven (Luc.4:22, Joh.6:68). Maar wat hadden ze er weinig van begrepen (Joh.6:63). Ze konden de realiteiten van het Koninkrijk der hemelen eenvoudig nog niet zien (Marc.8:13, Joh.3:10).
De discipelen zouden dat wèl kunnen, als ze daartoe de geestelijke dunamis (=het inherente vermogen, macht, kracht) zouden hebben ontvangen. Vlak voor Zijn hemelvaart gebood Jezus hun dan ook niet uit elkaar te gaan, voordat ze gedoopt zouden zijn met Zijn Geest (Hand.1:4-5). Hij zei: "Jullie zullen kracht (dunamis) ontvangen, wanneer de heilige Geest over jullie komt en dan zullen jullie Mijn getuigen zijn" (Hand.1:8).
Waarvoor zouden ze kracht ontvangen? Om wonderen te doen? Om energiek te gaan evangeliseren? Zeker ook wel! Maar in eerste instantie zouden ze het vermogen ontvangen om de Heer te leren verstaan en Hem te zien. Ze zouden Zijn getuigen zijn, ooggetuigen. Hij had gezegd: "Nog een korte tijd en jullie zien Mij niet meer en nogmaals een korte tijd en dan zullen jullie Mij weer zien" (Joh.16:16). Hij zou spoedig als Geest der waarheid tot en in hen komen en daardoor zouden ze Hem zien in Zijn koninklijke waardigheid, als Koning in het Koninkrijk Gods (Op.5:6, Mat.16:28, Op.17:14, 22:1).
Van nature is ieder mens blind voor die Koning, Zijn koningschap en Zijn Koninkrijk, zelfs de trouwe discipelen die jaren lang bij Hem waren geweest en Zijn woorden hadden ingedronken. Wat dachten ook zij nog ongeestelijk! Steeds weer pasten ze wat Jezus zei over het Koninkrijk der hemelen toe op hun aardse situatie en bleven ze denken aan het herstel van Davids koninkrijk. Zij hadden immers de Messias gevonden, de Christus, de Zoon van de levende God (Joh.1:41, Mat.16:16). En Die, dachten ze, zou de Romeinse overheersers verdrijven, Zich in Jeruzalem vestigen op de troon van David als koning van Israël en de natie tot een licht maken tot het uiterste der aarde!
En hoewel Jezus had gezegd: "Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, niet van hier" en vaak had gesproken "over al wat het Koninkrijk Gods betreft", vroegen ze Hem na Zijn verrijzenis tòch weer: "Herstelt u in deze tijd het koningschap voor Israël?" (Joh.18:36, Hand.1:3,6). Hun oog was nog niet zuiver. Ze interpreteerden Zijn Woord nog natuurlijk, menselijk, aards. Zelfs Simeon "verwachtte de vertroosting van Israël" (Luc.2:25). En ook de profetes Anna sprak over Jezus als de Messias "tot allen die voor Jeruzalem verlossing verwachtten" (Luc.2:38). Zelfs zij konden de geestelijke realiteiten, waarvan de profeten getuigden (nog) niet zien. Ze hadden het vermogen (de dunamis) daartoe eenvoudig nog niet ontvangen. Iedere gelovige Jood in Jezus' dagen zag uit naar een hersteld koningschap in hun land, in Israël.
Maar Jezus sprak steeds over hemels koningschap. En toen "Hij merkte, dat ze Hem met geweld wilden meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich terug in het gebergte, geheel alleen" (Joh.6:15). Hij wilde geen koning van Israël worden, om de macht van de Romeinen over te nemen. Hij zou zich zelfs door Pilatus ter dood laten veroordelen, een Romein, die Hem zou vragen: "Bent u dus toch een koning?" (Joh.18:37).
Ja, Hij is Koning, maar dan een hemelse. Zijn koningschap is van een veel hogere orde dan het koningschap over een aards rijk. Het lijkt, alsof de profeten spraken over een koninkrijk in Israël alleen, omdat ze in aardse termen en uitgaand van hun eigen omstandigheden Gods hogere gedachten verwoordden. Maar ze getuigden van hemelse, eeuwige realiteiten, in aardse begrippen. Wat ze doorgaven zouden ze in het oude verbond dan ook "niet verkrijgen, omdat God iets beters met ons voor had". Dat betere komt in het nieuwe verbond door Zijn Geest (Heb.11:39-40, 1Pet.1:10-12).
In het oude verbond is de benadering dus steeds aards (Heb.12:18-21). Maar in het nieuwe naderen we tot realiteiten in de geest, "tot de berg Sion, tot het hemelse Jeruzalem, tot engelen, tot de eerstgeborenen die ingeschreven zijn in de hemelen, tot God (die geest is), tot de geesten der rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben" (Heb.12:22-23). We gaan dan nieuw de hemelse Koning zien en Zijn rijk (Jes.33:17). In ons "land", ons binnenste. Het was in Jezus, die zei: "Zeg nu niet: het is hier of daar, want het Koninkrijk (koningschap) van God is in u" (Luc.17:21)
Dat koninkrijk is oneindig veel hoger en grootser dan welke andere regeringsvorm ook. Jezus is er de Koning der koningen. De ware Gemeente is er de hoofdstad, het levende Woord de rivier. De levenswandel die God welgevallig is, is er als de straat van goud. Niets komt er tot stand door menselijke inspanning. Niets staat er in het licht van zon of maan, of van menselijk vernuft, want de heerlijkheid Gods is er het licht en de lamp is het Lam (Op.21:23). Alles is er als goud en kristal: goddelijk, hemels, nieuw, geestelijk, waar, zuiver, helder. Het zien en het binnengaan ervan, kan alleen door geboren te worden uit het Woord en de Geest van zoonschap (Joh.3:3-5, Rom.8:15). Want vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven. Het vergankelijke beërft nu eenmaal de onvergankelijkheid niet (1Cor.15:50).
Iedereen blijft blind voor het Koninkrijk van God, als hij niet "van bovenaf geboren wordt" (Joh.3:3). En "als iemand niet geboren wordt uit water (=woord) en geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan" (Joh.3:5). Dan kan hij de weg van zoonschap niet gaan en komen tot koninklijk priesterschap.
Daarom geldt, ook voor elke gelovige wiens zonden zijn vergeven: "Bekeer u (=ga anders, hoger denken), want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen" (Mat.3:2). Bekeer u van menselijk-religieus denken tot de geestelijke denkwijze die van Christus is (Fil.2:5). Bedenk de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn (Col.3:2). Ga de weg tot geestelijke volwassenheid.
Wie van boven geboren wordt uit water en geest zal het koninkrijk der hemelen zien en het binnengaan, zegt Jezus (Joh.3:3,5). Dat gebeurt hier en nu, in het eeuwige heden. Het gaat hier niet om redding. Je bent gered, als je in Hem gelooft: dan zal je leven ook al ben je gestorven (Joh.11:25). Het is een universele misvatting, dat, als je Jezus aanneemt en je gelooft in Hem, je dan ook meteen wederomgeboren bent en dus een geheel nieuwe schepping. Geloof is een voorwaarde om gered te worden. Het van boven geboren worden is een voorwaarde om een koninklijk-priesterlijke zoon van God te worden, om "te komen tot de volle kennis van de Zoon Gods en om te kunnen groeien tot de maat van de volheid van Christus" (Ef.4:13).
Jezus zegt dan ook tegen Nicodémus, dat hij geboren moet worden uit water en adem, uit Woord en Geest, om Gods koninkrijk te kunnen 'zien' en Zijn goddelijk koningschap te kunnen beërven (Joh.3:3,5). Wie dat herkent, is ook tevoren gekend en bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Gods Zoon. Die wordt ook door de Vader geroepen, èn gerechtvaardigd, èn verheerlijkt, door de geest van zoonschap (Rom.8:15-30).
Het door Jezus gebruikte woord voor geboren worden (gennao) betreft de gehele geboortecyclus van verwekking tot en met baring (vgl. genesis=wording, ontstaan). Gennao kan dan ook vertaald worden als verwekt worden (Mat.1:20, Luc.1:35, Hand.13:33) en als geboren worden (Joh.3:3,5). En Jezus gebruikt niet het woord wederom, maar van bovenaf (Gr.: anothen).
Nicodémus, een vooraanstaand leraar en geéerd lid van het Sanhedrin, ging dus naar Jezus toe. Hij deed dat 's nachts, omdat hij niet met Hem gezien wilde worden (Joh.3:1,10). Het eerste wat hij zei was: "Rabbi, we weten dat u van God gekomen bent als leraar, want niemand kan die tekenen doen die u doet" (Joh.3:2). Hij erkende Jezus' wondertekenen dus wel, die van de aanwezigheid van God getuigden. Maar herkende hij ze ook? "Zag" hij ze wel? En had hij zelf al ervaring met de kracht van het Koninkrijk der hemelen?
Jezus uitte toen de meest fundamentele waarheid wat het Koninkrijk der hemelen betreft: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als iemand niet van bovenaf geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien" (Joh.3:3). Nicodémus moet verbijsterd zijn geweest. Het leek wel een belediging! Want als gelovige Jood kende hij de term het Koninkrijk Gods al van jongs af aan. Hij meende er deel van uit te maken! Joden waren immers het volk van God en Israël was Zijn rijk! En nu zei deze timmerman uit Nazareth hem recht toe recht aan, dat, als hij niet van boven verwekt en geboren was, hij het Koninkrijk Gods niet eens kon zien.
Verward vroeg hij toen: "Hoe kan iemand nou voor de tweede keer uit de moederschoot geboren worden?" (Joh.3:4). Toen zei Jezus, in het geheel niet verbaasd over zoveel onbegrip: "Voorwaar, Ik zeg u, als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan" (Joh.3:5). Nicodémus, die wel uit een Joodse moeder was geboren, kon het niet alleen niet zien, maar ook niet binnengaan, niet zelf ervaren. Hij was nog niet geboren uit God, uit water en geest.
Zien duidt in de bijbel op kennen, weten. "Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien" (=kennen, Mat.5:8). Het oog staat voor geestelijke onderscheiding. Als dat zuiver in ons is, is alles in ons zuiver (Luc.11:34). Na veel loutering kreeg Job inzicht en riep uit: "Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd" (Job 42:5). En Jezus zei tot Zijn discipelen, toen ze iets gingen begrijpen van wat Hij zei: "Jullie ogen zijn zalig, omdat ze zien" (Mat.13:16).
Zien is dus kennen. "Zalig de reinen van hart". Zij richten zich in alles op God (Ps.40:9). Ze verlangen ernaar Hem te kennen, Zijn liefelijkheid te aanschouwen, Hem te zien van aangezicht tot aangezicht (Hos.6:3, Ps.27:4, 1Cor.13:12). Dat is heel wat anders dan het zien met natuurlijke ogen. Veel mensen zagen Jezus wel, maar hebben Hem nooit echt "gezien", gekend (Joh.7:25-29). Ze ontmoetten Hem wel, maar zagen niet dat Hij de Christus is (Mat.13:55). Ondanks Zijn wondertekenen raakten ze niet met Hem bekend (Joh.6:26). Ze eisten zelfs, dat Hij ter dood moest worden gebracht.
Hem zien is Hem persoonlijk kennen. Jezus zei tot de Zijnen: "Ik zeg jullie, dat sommigen van jullie de dood niet zullen smaken, voordat ze de Zoon des mensen hebben zien komen in Zijn koninklijke waardigheid" (Mat.16:28). Ze zouden Hem zien komen als Koning. Ze zouden het Koninkrijk Gods zien komen en Hem zien en kennen als Koning in hun diepste wezen (Luc.9:27). "Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23). "Nog een korte tijd en jullie zullen Mij zien" (Joh.16:16).
Als we van bovenaf geboren worden, gaan trouwens ook andere geestelijke vermogens functioneren, niet alleen het zien van God en Zijn koninkrijk (vgl. Heb.11:27Joh.3:3) en de geheimenissen ervan (Mat.13:11), en het zien, (her)kennen van "de heiligen en getrouwen in den lande" (=het Koninkrijk, Ps.16:3, 101:6). We kunnen Jezus ook aanraken en ervaren dat er geen grenzen zijn aan Zijn macht. We leren ook Zijn stem verstaan, want "Mijn schapen horen naar Mijn stem en Ik ken ze en ze volgen Mij" (Joh.10:27). En hoe heerlijk is het om te proeven, dat de Heer goed is, als we aan Zijn tafel eten en drinken in Zijn Koninkrijk (Ps.34:8, Luc.22:30). Zo leren we waarnemen, "wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, ja alles wat God bereid heeft voor wie Hem liefhebben" (1Cor.2:9).
Net als het oude volk Israël kennen ook wij een uitgang (uit Egypte= het vleselijke), een reis (door de woestijn van oase tot oase) en een ingang (in het beloofde land). Op die tocht van uitgaan en binnengaan belooft de Heer ons te bewaren (Ps.121:8).
Eerst dit: binnengaan is méér dan zien. Mozes mocht het beloofde land vanaf de berg Nebo zien (Deut.32:49, 34:1-4). Hij was een man Gods, die de Heer gehoorzaam had gediend. Maar omdat hij zich liet gaan waar het weerspannige volk bij was en zo de Heer één keer niet heiligde, zou Hij het op aarde niet binnengaan (Num.20:7-13, Deut.32:48-52). Mozes zag het land. Jozua en Kaleb gingen het binnen.
Ook Jezus maakt onderscheid tussen zien en binnengaan (Joh.3:3 en 5). Willen wij behalve het Koninkrijk der hemelen zien, het ook binnengaan? Zien is ervan weten. Binnengaan is het ervaren in ons alledaagse leven. Willen wij, behalve ernaar te jagen Hem te kennen, ons ook door de Geest van zoonschap laten binnenleiden? Want het zien door Gods Geest is slechts het onderpand van de erfenis in Christus (2Cor.1:22, Ef.1:13-14). Het binnengaan is de erfenis zelf. Het onderpand is het door de Geest weten van verlossing, de erfenis is door de Geest verlost te leven .
Miljoenen gelovigen zijn al tevreden, als ze vanaf de Nebo (=profeet) iets van het land mogen zien in visioenen en profetieën. Maar wie het Koninkrijk Gods binnengaan, zullen een andere berg beklimmen: Sion (=verdorde plaats, graf). Daar verdort en sterft je ego, opdat Christus er kan leven (Gal.2:20). Daar ben je samen met het Lam dat moest lijden en ben je méér dan overwinnaar door Hem (Op.14:1-5). Je gaat het Koninkrijk Gods binnen en Zijn koningschap komt in jou.
Volgens sommigen mogen we pas later het Koninkrijk Gods binnengaan, in "de eeuw van het Koninkrijk", het duizendjarig rijk. Maar dat spoort niet met wat Jezus zegt tegen de geleerde Farizeeën: "Jullie sluiten het Koninkrijk der hemelen toe voor de mensen. Je gaat er niet binnen en die trachten binnen te gaan, laten jullie niet toe erin te komen" (Mat.23:13). Ze hadden de sleutel van de kennis ervan weggenomen en hielden wie trachtte binnen te gaan zodoende tegen (Luc.11:52).
Dus toen kon men volgens Jezus het Koninkrijk der hemelen al binnengaan. En wie dat deed, ook al was hij er de kleinste, zou groter zijn dan Johannes de Doper (Mat.11:11). En Paulus zegt, dat "God ons heeft verlost uit de macht van de duisternis en ons heeft overgebracht in het Koninkrijk van Zijn Zoon" (Col.1:13).
Nog een wijdverbreide misvatting is, dat we wedergeboren moeten worden om te worden gered. Nee, we worden gered van onze zonden door het bloed van het Lam (1Joh.1:7). Dat is heel wat anders dan van boven geboren te worden uit water en geest om deel te gaan krijgen aan Zijn koningschap. Vergeving van zonden, rechtvaardiging en verzoening is nog geen binnengaan in het Koninkrijk Gods. Talloze mensen hebben Jezus in geloof als Redder aanvaard, maar in slechts weinig levens kon Hij Koning worden. De meesten bleven geestelijk achter (Heb.5:11-14). Of ze werden onmondig gehouden (Gal.4:1-3, Ef.4:14). Ze bleven blind voor de realiteiten van het Koninkrijk der hemelen. Ze groeiden niet verder door de geest van het zoonschap en leerden Hem in zichzelf niet als Koning kennen (Gal.4:5-6, Rom.8:15, Mat.7:21-23).
Want daar gaat het in het Koninkrijk der hemelen uiteindelijk om: Hem te kennen èn de kracht van Zijn opstandingsleven (Fil.3:10). Dat "is het eeuwige leven (=het aionios-leven, met koninklijke waardigheid), dat ze U kennen, de enige waarachtige God, èn Jezus Christus, die U gezonden hebt" (Joh.17:3).
Laten we daarom ernaar jagen om Hem te kennen èn binnen te gaan in geest en waarheid. Dat is: in waarachtigheid en van binnenuit door Zijn Geest. Hij zegt immers: "Ik zal Mijn wetten in hun verstand leggen en die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En niet langer zal ieder zijn broeder leren, en zeggen: Ken de Heer, want ze zullen Mij allemaal kennen, van de kleinste tot de grootste" (Hebr.8:10-11).
Jezus sprak altijd in beelden en gelijkenissen (Mat.13:34). Toen Hij bijvoorbeeld zei: "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt .... " , zette Hij Zijn discipelen niet aan tot kannibalisme, maar gebruikte Hij aardse termen om een geestelijke waarheid door te geven aan wie oren heeft om te horen.
Ook toen Hij sprak over de wording van de "nieuwe" mens, gebruikte Hij twee symbolen: water en pneuma (=adem, bries). Hij zei: "Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan (Joh.3:5). Hij dacht niet aan Jordaanwater en aan de menselijke adem. Hij bedoelde het levende water (het Woord) en de adem Gods (de Geest, Job 33:4). We worden een nieuwe mens door het levende en blijvende Woord van God" (1Pet.1:23) en door Zijn Geest, "die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort" (Titus 3:5-6). Van boven geboren worden, geestelijke ontstaan en groeien is uit water en adem, is uit Woord en Geest.
Velen denken hier aan de waterdoop die gevolgd moet worden door de doop met de heilige Geest. Dat is niet consequent, want deze hebben niets te maken met de geboorte van bovenaf en het binnengaan van Gods Koninkrijk. Weer anderen menen, dat water duidt op het vruchtwater in de moeder. Jezus zou bedoeld hebben: "Tenzij iemand lichamelijk èn ook geestelijk geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan". Ook dat is niet consequent. Jezus sprak over het van bovenaf geboren worden. Het uit onze moeder geboren worden is niet van bovenaf. Die geboorte is in de natuurlijke wereld, niet in het Koninkrijk der hemelen. Alleen wie geboren wordt uit Woord (=water) en Geest kan het Koninkrijk Gods binnengaan.
Wat de Heer bedoelt, is eigenlijk zó helder en eenvoudig! We worden in de wereld geboren uit natuurlijke ouders. We worden in het Koninkrijk der hemelen geboren uit hemelse ouders, uit Woord en Geest (Joh.3:5), uit God (Joh.1:13).
Dat brengt ons bij wat maar door weinigen wordt gezien: God is Vader èn Moeder, harmonieus evenwichtig mannelijk-vrouwelijk. Eens zei Hij: "Wij zullen een mens maken naar ons beeld, als onze gelijkenis" (Gen.1:26a, letterlijk). Toen schiep Hij Adam. En deze was mannelijk-vrouwelijk in één, naar Gods beeld en gelijkenis (Gen.1:27).
God is dus niet alleen Jahweh (de liefhebbende Vader met Zijn heilige wetten en eisen), maar ook El-Shaddai (Hebr.: moederborsten: God, die als een Moeder zorgt voor alles, wat we nodig hebben). Hij is èn Vader èn Moeder, harmonieus in één. Hij is èn Geest èn Woord. Wie uit God geboren wordt, wordt geboren uit Woord (water) en Geest (pneuma=adem, Joh.1:13, 3:3-5).
Voor een natuurlijke geboorte moet een eicel bevrucht worden door een zaadcel. Dan pas kan er nieuw leven tot ontwikkeling komen. Bij het uit God geboren worden is dat net zo. Het tot ons komende levende Woord moet bevrucht worden door het zaad van de Vader (=de heilige Geest). Zo ontstaat de nieuwe mens uit Woord en Geest.
Hoe ging dat bij Maria? Ook uit Woord en Geest? Ja, Gabriël sprak het levende Woord (Luc.1:26-33) en de heilige Geest zou over haar komen. En viel bij haar dat Woord in "goede aarde"? Ze zei: "Heer ga uw gang. Ik ben uw dienstmaagd, mij geschiede naar uw woord" (Luc.1:38). Zo werd in Maria een lichaam bereid van vlees en bloed, waarin Gods Zoon zou wonen onder de mensen (Heb.2:14,10:5, Joh.1:14). Want het heilige, dat in haar verwekt was, zou Zoon van God worden genoemd (Luc.1:35).
Hoe ervoeren Jezus' discipelen dat? Petrus zei: "Heer, U hebt woorden van eeuwig leven" (Joh.6:68). Het was heerlijk om naar Hem te luisteren, als verkwikkend "water". Wat ging er een zegen uit van wat Hij zei! Het waren woorden van leven! Maar Jezus Zelf zegt, dat Zijn woorden leven èn geest zijn. (Joh.6:63).
Waarom ook geest? Dat konden ze pas goed zien, toen Hij op hen geblazen had en ze de heilige Geest ontvingen (Joh.20:22). Toen werden ook zij van bovenaf verwekt door Geest. Toen ging er een "nieuwe" wereld voor hen open: die van het Koninkrijk der hemelen.
En wij? Zijn wij "geworden" uit Woord en Geest? Uit het Woord, dat "helder als kristal ontspringt uit de troon van God en van het Lam" èn uit de Geest, die "de belofte van de Vader" is (Op.22:1, Luc.24:49, Hand.1:4-5)? Drinken wij van het levende water en kan dat in ons worden een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven, omdat we het verstaan door Zijn Geest (Joh.4:14, 7:39)? Horen wij het levende Woord èn weten we te zijn gezalfd met de Geest van zoonschap (1Joh.2:20)? Kan die zalving in ons blijven (1Joh.2:27)? Er is namelijk wel een voedingsbodem nodig voor de groei van het door de Geest bevruchte Woord. Het moet in goede aarde vallen. Goede aarde is ieder die het Woord hoort, het in zich opneemt en het bewaart (Mar.4:20, Joh.14:21). Dan begint het wordingsproces "uit onvergankelijk zaad (van de Vader), door het levende woord van God (onze Moeder), dat ons als evangelie verkondigd is" (1Pet.1:23-25).
Het is verbijsterend, hoe door de eeuwen heen is geprobeerd om het zaad van Gods Geest te laten samensmelten met het woord van de één of andere aardse "moeder". Calvinisten prediken een calvinistisch woord, katholieken een rooms, pinkstermensen, baptisten, mormonen en getuigen van Jehova weer een ander woord, allemaal met de bijbel in de hand. Uit het aardsgerichte, vaak half ware, verdraaide en dus niet zuivere woord van de vele Babylonische "moeders" komt geen geboorte uit God voort. Maar waar het zaad (Gr.: sperma) van Gods Geest wel samensmelt met het levende Woord van God dat stroomt uit het hemelse Jeruzalem, daar ontstaat een uit God geboren mens. Die mens kan het koninkrijk der hemelen zien en binnengaan.
In de natuurlijke wereld ontwikkelt nieuw leven zich op een voedingsbodem. Dat is bij de vrouw de placenta. Dat is voor een plant potgrond. Daar worden voedingsstoffen omgezet in groei. De voedingsbodem waarop het door de Geest bevruchte Woord zich kan ontwikkelen, is de mens. "De wijngaard van de Heer is het huis Israëls" (Jes.5:1-7). De aarde, waarin het zaad gezaaid wordt, zijn zij die in Jezus geloven (Mar.4:1-20), "Gods akker bent u" (1Cor.3:9). Hij zaait en zorgt voor de "regen" (Jac.5:7). Wij zijn de akker, die dertig-, zestig- en misschien wel honderdvoudig mag voortbrengen.
Hoe de nieuwe mens opgroeit in het Koninkrijk der hemelen maakt de Heer duidelijk in de volgende gelijkenis: "Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje (kokkos=bes, korrel), dat iemand nam en in zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan alle tuingewassen en het wordt een boom" (Mat.13:31-32).
Bij groei van een gewas gebeurt er iets heel bijzonders: dode materie helpt een plant groeien! Eerst valt een bes, een korrel of zaadje in de grond. Dan ontkiemt de levenskiem. Vervolgens groeit de zaailing uit tot een volwassen plant door opname en omzetting van dode materie (in water opgeloste mineralen en zouten). Zo wordt zelfs een zaadje een boom.
De natuurlijke mens is aards, vlees, stof, de voedingsbodem voor het zaad (Mar.4:1-20). Als het door de Geest bevruchte Woord van God erin komt en de omstandigheden goed zijn, ontkiemt het spontaan. En nu het wonder: dan groeit de nieuwe mens door omzetting van de oude mens. Zo "wordt ons vernederd lichaam veranderd en aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig" (Fil.3:21). God schept leven uit dood! In dit proces groeit Hij en worden wij minder. Zo wordt een zaadje een boom van een zoon. Zo gaat dat in het Koninkrijk Gods, zegt Jezus.
Wie van bovenaf geboren is, kent dit (Joh.3:3). Hij ziet alle zegen van boven komen: Gods regens, Zijn warmte, Zijn licht (vgl. Jes.55:10-12). Hij erkent ook, dat al het menselijke slechts een voedingsbodem is. Alle menselijke pogingen en activiteiten om tot geestelijke groei te komen zijn zinloos. Riten, gewoonten, ceremoniën, traditie en hoofdkennis geven geen enkele vorm van waarachtig leven. Je komt er geestelijk geen stap mee verder, ook niet met nog meer preken en celebrations, met nog leukere muziek en imposantere liturgieën. Het nieuwe leven moet in ons ontkiemen en alle "dode" zaken moeten worden omgezet in waarachtig, geestelijk leven.
Want "ook ons, hoewel we dood waren door overtredingen en zonden, heeft God levend gemaakt door Christus, en Hij heeft ons opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten (=in het Koninkrijk der hemelen, Ef.2:1-6). Ja, "als de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt in u woont, dan zal Hij ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, die in u woont" (Rom.8:11). In u dus! "Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zaadje, dat iemand in zijn (eigen) akker zaaide en het werd een boom" (Mat.13:31-32).
Geestelijke volwassenheid komt dus niet tot stand door af en toe eens door Hem te worden aangeraakt, of door de wekelijkse kerkdienst, hoe waardevol het samenzijn en de bemoedigingen er ook mogen zijn. Groei tot geestelijke volwassenheid komt nu eenmaal niet van buitenaf. Zoonschap groeit van binnenuit, door het levende Woord in onze akker, door het zaad in ons hart, door de inwonende Christus (Col.1:27). Die zal "ook onze sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest die in u woont" (Rom.8:11). Als we door die Geest de werkingen van het vlees doden, gaan we leven en groeien tot zoonschap (Rom.8:13-14).
Het is duidelijk, dat ongunstige omstandigheden de groei van nieuw leven afremmen of verhinderen. Jezus maakt dat duidelijk in de gelijkenis van de zaaier, waar Hij niet het Griekse woord sperma gebruikt, maar sporos (zaad in de betekenis van zaaigoed, Luc.8:5,11, Mar.4:26-27). Het zaaigoed dat de Zaaier zaait in de akker, is het door de Geest bevruchte Woord van God, hetzelfde wat in Maria werd gezaaid.
Als dat Woord op of langs een weg valt, wordt het òf vertrapt (Luc.8:5), òf het wordt weggepikt door vogels (Mar.4:4). Jezus legt uit: "Zodra ze het horen, komt terstond de satan en neemt het woord, dat in hen gezaaid is, weg" (Mar.4:15). Een weg langs een akker ontstaat vanzelf, als er maar steeds over datzelfde paadje wordt gelopen. De ondergrond wordt dan steeds harder. Jezus doelt hier op religieuze tradities. De innerlijke voedingsbodem voor het gezaaide kan zo hard en bevooroordeeld worden, dat het levende Woord niet meer wordt aanvaard (Joh.12:37-40). Dan wordt het vertrapt of geroofd (Joh.7:1, 11:53, Mat.27:1).
Als het levende Woord in aarde valt waar veel stenen in de grond zitten, dan wordt de nodige diepgang belet. Worden die "stenen" niet verwijderd, dan zal het gezaaide nooit vrucht dragen.(Jes.5:2). Zodra de zon wat feller gaat schijnen, verschroeit het (Mar.4:5-6). Jezus zegt: "Ze hebben geen wortel in zich, maar zijn mensen van het ogenblik; wanneer later verdrukking of vervolging komt om het Woord, komen ze terstond ten val" (Mar.4:16-17). Ze hebben niet gedaan wat Paulus zei: "Nu jullie Christus Jezus, de Heer, aanvaard hebben, blijf dan in Hem geworteld om opgebouwd te worden" (Col.2:6-7).
De warmte van de zon is wel nodig voor een goede oogst. Regens doen het zaad ontkiemen en groeien. Tijden van warmte en droogte doen het diep wortelen en de vruchten rijpen. Zonder droogte komen we niet tot geestelijk vrucht dragen. De "vuurgloed die tot beproeving dient" hoort er gewoon bij (1Pet.4:12). Die is ons tot nut (Heb.12:10). Wees daarom blij, "als u in velerlei verzoekingen valt, want beproefdheid van uw geloof werkt volharding uit. Laat die volharding doorwerken, zodat u volmaakt en onberispelijk wordt en in niets te kort schiet" (Jac.1:2-4).
Het sporos (zaaigoed) kan ook vallen tussen verstikkende dorens en distels (Mar.4:7). Ook dan is het nieuwe leven wel gezaaid, maar, zegt Jezus, "de zorgen van de wereld, het bedrog van rijkdom en de begeerten naar al het andere komen erbij en verstikken het Woord en het wordt onvruchtbaar" (Mar.4:18-19).
Tot welke categorie u hoort? Nee, u bent niet òf dit òf dat. Het is èn ...èn. Iedereen heeft verharde traditiepaadjes. Wie heeft er nou geen stenen te ruimen, zoals bijvoorbeeld stenen van egoïsme, eerzucht of onreinheid? Iedereen kampt wel eens met zorgen. Wat moeten we daar dan mee? Het is zó eenvoudig. Als we onze platgetreden paden herkennen, verlaat ze dan. Als we een steen in onze akker aantreffen, gooi hem eruit (vgl. 2Cor.10:3-6). Worden we neergedrukt door zorg? Werp dan die bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor ons (1Pet.5:7). Dan zijn we goede aarde.
"En dit zijn zij, die in goede aarde gezaaid zijn: zij die het Woord horen en het in zich opnemen en vrucht dragen, dertigvoud en zestigvoud en honderdvoud" (Mar.4:20). Honderdvoud! Dat spreekt van volkomen vernieuwing. Dan is het vernederd lichaam volledig veranderd en aan Jezus' verheerlijkte lichaam gelijkvormig geworden (Fil.3:21). Wie honderdvoud vrucht draagt, is opgegroeid tot het Lam op Sion als een onberispelijke eersteling (Op.14:1-5).
Om in deze wereld te worden geboren, hoeft men zelf niets te doen. Hetzelfde geldt voor de geboorte, die van boven is, uit God. Alleen moet voor een voorspoedige groei ons hart goede aarde zijn, bereid om de wil van de Vader te doen, opdat "het Woord, dat van Zijn mond uitgaat, niet ledig tot Hem zal weerkeren, maar zal doen wat Hem behaagt en zal volbrengen, waartoe Hij het zendt" (Jes.55:11). God geeft namelijk ook de groei (1Cor.3:6-7). Zo zal geen woord, dat van Hem komt, krachteloos wezen (Luc.1:37).
Als we goede aarde zijn, zijn we als Maria, die zei: "Zie, de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar uw woord" (Luc.1:38). Zij vertrouwde de Heer en zei: "Hier ben ik om Uw wil te doen". Ze behaagde God niet met een offer, maar, en dat is meer, met gehoorzaamheid (vgl. Ps.40:2-9, Heb.10:5-7).
Hij doet ons de geestelijke realiteit van het uit God geboren worden op een steeds diepere wijze kennen. Hij doet ons realiseren, dat Hij ons heeft verwekt tot nieuw leven en dat het uit Hem is, dat we in Christus Jezus zijn (1Cor.1:30). Hij doet ons beseffen, dat we uit Hem geboren zijn, om "voor Hem te leven in Christus Jezus" (Rom.6:11). Het gaat om Hem!
Door Hem zegevieren we te allen tijde in Christus om overal de reuk van Hem te verspreiden (2Cor.2:14). Hij maakt ons door Zijn Geest een steeds duidelijker leesbare brief (2Cor.3:3), waarin staat dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende is (2Cor.5:19). Hij heiligt ons geheel en al en bewaart onze geest, ziel en lichaam in de parousia (=tegenwoordigheid) van onze Heer Jezus Christus (1Thes.5:23), "totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus" (Ef.4:13). Hij zal het doen, niet wij. Hij zal het maken, als we onze weg op de Heer wentelen en op Hem vertrouwen (Ps.37:5).
Nicodémus was verward, toen Jezus zei, dat hij van boven, uit water en geest, "geboren" moest worden. En net zo verward zijn wij misschien wel, als iemand ons op de man af zou vragen: "Heb jij de Geest van zoonschap in je en geloof je, dat die je hier en nu kan leiden tot volle kennis van de Zoon?" (Rom.8:23, Ef.4:13). Ook dat is een waarheid, die alles te maken heeft met de komst van het Koninkrijk Gods en waar velen van ons geen raad mee weten. Waartoe worden we van bovenaf geboren?
Wie uit God geboren wordt, groeit op om met Hem als koning te regeren, tenminste, als hij trouw is en de toets doorstaat. Want acht "de tuchtiging (van opgroeiende zonen) niet gering (Heb.12:5). Toch voedt God niet op als tiran of als boeman, maar als een rechtvaardige, liefhebbende Vader. Hij is in de beproeving rijk aan barmhartigheid en ontferming, net als bij Job. Ons bestwil staat Hem immers voor ogen (Heb.12:10).
Het Koninkrijk Gods is komende. Het daalt neer in mensen. De wording uit God en het binnengaan van Zijn Koninkrijk is een komen van goddelijk leven in mensen op aarde. Zo komt er nieuw leven op aarde (1Joh.3:9). Laat het maar komen, Heer, Uw rijk! Laat wat U in ons verwekt maar uitgroeien tot het zijn van "Christus in ons" en van het zijn van "wij in Hem, de hoop der heerlijkheid" ((Col.1:27, Gal.2:20).
De consequenties van het uit God geboren zijn zijn zeer verstrekkend en zonder Zijn Geest niet te bevatten. Want als God onze Vader is, heeft Hij door Zijn zaad Zijn leven aan ons doorgegeven, Zijn natuur, Zijn wil, Zijn heiligheid en inzicht. We zijn dan "niet langer vervreemd van het leven van God" (Ef.4:18): "uit Hem is het, dat u in Christus Jezus bent, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing" (1Cor.1:30).
Als Gods zaad in ons is, is alles wat in Hem is als groeikiem ook in ons aanwezig. Zo komt uit Hem Zijn leven in ons, geschiedt alles in het nieuwe leven door Hem en is alles tot Hem. Want van het door de Geest bevruchte Woord komt niets ledig tot Hem terug. Als wij maar goede aarde zijn, "ons aan de waarheid houden en in liefde in elk opzicht naar Hem, Christus, toegroeien" (Ef.4:15).
De uit God geborenen zijn dus van boven, opgenomen in het geslacht van de hemelse Koning (1Pet.2:9). Ze zijn niet alleen "kinderen van God, maar ook erfgenamen van God, medeërfgenamen van Christus" (Rom.8:17). Ze zijn als kroonprinsen met een hoge roeping. En wie dat weet, zal ook ervaren, dat Hij hem (of haar) grondig traint en tuchtigt. Hij weet ook, dat God dat doet tot ieders nut. Hij doet dat, om ons aan te kunnen nemen als zonen en ons deel te laten krijgen aan Zijn heiligheid (Heb.12:5-10). Je wordt namelijk uit God geboren, om Hem gelijk te zijn (1Joh.3:2, 1Pet.1:16).
Van Jezus wordt aanvaard, dat Hij uit God geboren werd om de Vader gelijk te zijn op aarde. Hij zei: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien" (Joh.14:9). Hij "openbaarde Gods naam (=wezen) aan de mensen, die de Vader Hem uit de wereld gegeven had" (Joh.17:6).
Behalve dat, had Hij ook een specifieke opdracht: om de zonden van de wereld weg te nemen. Daartoe was Hij het heilige Lam van God, dat al "sedert de grondlegging der wereld was geslacht" (Op.13:8). Daarom heeft Hij op aarde voortdurend "Zijn leven (Hebr.: ziel) uitgegoten in de dood" met maar één doel: Zijn eigen leven niet kostbaar te achten voor Zichzelf, maar Zich te geven als een onberispelijk en vlekkeloos Lam, dat de zonde van de wereld zou kunnen wegnemen (1Pet.1:19, Joh.1:29). Naast heilig Lam van God werd Hij ook Redder, Zaligmaker, Verlosser, Heiland, Eersteling, Koning, Hogepriester, enz. enz. In dit alles openbaarde Hij het wezen van God.
Net zoals Jezus met opdrachten en hoge verwachtingen geboren werd, zo worden ook anderen uit God geboren. Ook zij worden "naar Zijn raadsbesluit voortgebracht door het Woord der waarheid, om in zekere zin eerstelingen te zijn onder Zijn schepselen" (Jac.1:18). Ze zijn "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een volk Gode ten eigendom, om Zijn grote daden te verkondigen" (1Pet.2:9). Waar? Hier op aarde natuurlijk!
Want God heeft geen koninklijk priesterschap in de hemel nodig. Er staat: "Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde (Op.5:10). Hij heeft koningen, priesters, zonen, op aarde nodig!
"Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien" (Joh.3:3), "tenzij iemand geboren wordt uit water en geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan" (Joh.3:5). "Vader in de hemel, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde" (Mat.6:9-10).