"Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren"
(Mat.22:14)
"Als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken"
(Joh.12:32 )
Wat is Gods plan met de mens? Wat is uitverkiezing en wie zijn de uitverkorenen? Wat is verloren gaan? En wie gaan er verloren?
Deze vragen worden doorgaans als volgt beantwoord: "God had de mens geschapen, maar satan verleidde hem tot zonde. Daardoor raakte hij van God vervreemd. Om dat te herstellen zond Hij Zijn Zoon om alle schuld op Zich te nemen. Wie dat aanvaardt, gaat naar de hemel. Alle anderen zijn verloren".
Daar zit wel iets van waarheid in, maar ...... wil God echt mensen straffen, die nooit van Jezus gehoord hebben? Is het Zijn aard om voor zonden die in dit tijdelijke begaan zijn, te laten boeten met een altijddurende verdoemenis in de hel?
Wat een vragen allemaal, vragen die nooit bevredigend zijn te beantwoorden, als we een verkeerd beeld van God hebben. Dan is het onmogelijk te begrijpen, waarom Hij bepaalde dingen wel doet of niet. Hoe is Hij? Wat is Zijn aard, Zijn wezen?
God is enkel liefde (1Joh.4:16). Hij wil het goede en het welzijn voor alle mensen (Rom.5:18b, 1Tim.2:4,4:10).
Hij is alwetend, alwijs. Hij is de Volmaakte in kennis, die Zijn raadsbesluit volbrengt tot heil voor de hele schepping (Job 37:16, Jes.46:10,Rom.8:21). Zijn plan omvat ontelbare gebeurtenissen in de hemel en op de aarde en Hij heeft alles met wijsheid gemaakt (Ps.104:24). Alles overziet Hij. Door Zijn wijsheid past alles harmonieus in elkaar.
God is grootmachtig. Niets of niemand staat Zijn plan in de weg, ook satan niet. We dènken, dat die een tegenzet deed in Genesis 3, omdat we Gods plan niet begrijpen. Satan (=tegenstander) kan Gods tegenstander niet zijn. God heeft hem geschapen om onze tegenstander te zijn (Gen.3:1).
En Hij is algoed. Hij doet alles in goedheid en liefde en daarom kiest Hij voor ons altijd het goede. "De Heer is voor allen goed en Zijn barmhartigheid is over al Zijn werken" (Ps.145:9).
Ja, Zijn wegen en gedachten, Zijn liefde en goedheid, Zijn wijsheid en macht, Zijn verzoenings- en verlossingsplan zijn oneindig veel hoger dan wij denken of beseffen (Jes.55:9, Ef.3:20).
Bij het lezen van de bijbel moeten we ons altijd afvragen, of onze conclusies wel overeenkomen met Gods wezen, met Zijn aard. Gaat een gedachte daar tegen in, dan klopt er iets niet.
Dat uitgangspunt moeten we zeker voor ogen houden als we gaan nadenken over Gods plan van redding en uitverkiezing. Want op het eerste gezicht lijken veel teksten elkaar tegen te spreken. Soms lijkt de bijbel te zeggen, dat Gods heil voor betrekkelijk weinig mensen is. Dan weer lijkt het, alsof het de Vader gaat om redding van alle mensen.
Neem bijvoorbeeld wat Jezus zegt. Hij spreekt over "een klein kuddeke" (Luc.12:32). Hij zegt, dat "weinigen zijn uitverkoren" (Mat.22:14). "Weinigen zullen de weg ten leven vinden" (Mat.7:14, vgl.Luc.13:24).
Hij zegt ook: "De Vader heeft de Zoon alles in handen gegeven" (Joh.3:35). "Als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken" (Joh.3:35, 12:32). "Zie, Ik maak alle dingen nieuw" (Op.21:5).
Ook de apostelen maken dit onderscheid. Ze schrijven over weinigen die geroepenen zijn (Rom.8) en over sommigen die Gods rust als eersten ingaan (Heb.4:6). En over het buigen van alle knie, het God loven door elke tong, omdat "Jezus de Heiland is voor alle mensen" (Jes.45:23, 1Tim.4:10). Wat hebben deze "tegenstrijdigheden" ons te zeggen?
De meeste van ons denken, dat sommigen worden gered en alle anderen niet. Ons is geleerd, dat het Lam van God de zonde van de wereld wegneemt, maar alleen van wie in Hem gelooft. Over teksten als "Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de hele wereld" praat men liever niet (1Joh.2:2).
Zo heeft het orthodoxe christendom deze schijnbare tegenstrijdigheid opgelost: het één laten gelden en het ander negeren. Zo heeft men een beeld van God gemaakt, zoals Hij niet is en zoals Hij in de bijbel ook niet wordt beschreven.
Sommigen voelden wel aan, dat er iets niet klopte en hebben zich afgevraagd, hoe het dan moet met mensen, die sterven zonder ooit van Jezus te hebben gehoord. Of met kinderen die overlijden, voordat ze voor Hem konden kiezen. Ze bieden een soort compromis, want, zeggen ze, wie in onwetendheid of als kind sterft, gaat niet naar de hel. Want God is toch rechtvaardig .......
Wat een "ijver voor God, maar zonder verstand" (Rom.10:2). Dat is toch geen blijde boodschap! Zo'n redenatie is toch het bewijs, dat men niets begrijpt van Gods verlossingsplan. Laten we ons daarom laten leiden door de Geest van wijsheid en verstand. Laat die ons het geheimenis van Zijn plan laten "zien" (=begrijpen), dat Hij alles wat in de hemel en wat op de aarde is, onder één hoofd, dat is Christus, gaat samenvatten" (Ef.1:9-10).
We hebben namelijk niet te maken met tegenstrijdigheden, maar met twee verschillende zaken: uitverkiezing (voor weinigen) en redding (voor allen).
Uit die allen kiest Hij namelijk sommigen uit voor een bepaalde taak. Zij worden geleid tot geestelijke volwassenheid en gemaakt tot zonen Gods die, net als de Zoon, namens de Vader mogen optreden (vgl. Mar.14:36, Rom.8:15, Gal.4:6). Dat is toch geweldig! Er is redding voor iedereen en een uitverkiezing van sommigen om volwassen zoon te worden, koning, priester van de Allerhoogste.
Die weinigen worden een geslacht van zonen, die "van boven" zijn, hier op aarde. En alle andere geslachten en volkeren van de aarde zullen gezegend worden als kinderen (Mat.7:14, Gen.12:3). Jezus zegt niet voor niets een kleine kudde te hebben èn dat Hij iedereen tot Zich zal trekken (Luc.12:32, Joh.12:32). Weinigen zijn uitverkoren tot zoonschap. Alle mensen worden gered. Ja, zelfs de hele schepping zal een algehele bevrijding ervaren (Mat.22:14, Rom.8:19-23).
In zijn tijd zag Paulus Gods plan als geen ander. Hij wist zeker, dat God alle mensen redt (1Tim.4:10b). Paulus schrijft aan kinderen van God over de blijde boodschap van zoonschap Gods, over de hoop op die heerlijkheid (Col.1:27).
Hij schrijft: "Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. En die Hij tevoren bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt" om hun (als uitverkorenen) "met Hem alle dingen te schenken" (Rom.8:29-33). "In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd om als zonen van Hem te worden aangenomen" (Ef.1:5). In Hem ontvangen we een erfdeel, waartoe we tevoren bestemd zijn (naar Ef.1:11).
En hij zegt: "Wat wij spreken is een geheimenis, is de verborgen wijsheid van God, die Hij voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid" (1Cor.2:7). "Ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden" (Rom.8:18).
Paulus kende dus Gods plan en hij wist, dat na redding het volgende stadium zoonschap zou kunnen zijn: de openbaring van zoonschap in ware discipelen, niet later, maar heden. Hij wist waar hij het over had, want hij zei: "Het heeft God behaagd Zijn Zoon al in mij te openbaren....." (Gal.1:15-16).
Wat houdt dit in? Dat het Paulus alleen gaat om redding van zonden om láter naar de hemel te gaan? Nee, het gaat om groei tot geestelijke volwassenheid hier, om nu "van boven" te zijn. Dat is mogelijk door de kracht van de Geest van God, die "oneindig veel meer kan doen dan we bidden of beseffen" (Ef.3:20-21). Dat veel meer is: zoon worden, eersteling zijn, de heerlijkheid van God zien, het erfdeel ontvangen. Hij kiest de Zijnen daarvoor uit en roept allen, die "Hij in liefde heeft voorbestemd om als zonen van Hem te worden aangenomen" (Ef.1:5).
We zullen nu bespreken, wie die uitverkorenen zijn, hoe ze zijn en wat ze doen.
uitverkoren om een zoon te zijn.....
Paulus schrijft, dat God al vóór de grondlegging van de wereld heeft bepaald, wie Hij uitkiest en zal aannemen als zonen (Rom.8, Ef.1:4-5). Daarom begint het evangelie van Mattheüs met een geslachtsregister van de Christus in de mannelijke lijn, beginnend bij Abraham (Mat.1:1). Het gaat in dat register om 42 generaties, drie reeksen van veertien geslachten (Mat.1:17).
In de derde reeks wordt Jezus, de Zoon, genoemd als het 13de geslacht. Hij is de 41ste generatie. Er moet na Hem nòg een volwassen "mannelijke" generatie volgen, een 42ste. Dat is "de Christus" (Mat.1:17c), de "volheid van Christus" (Ef.4:13). Dat zijn de vele broeders "die God tevoren bestemd heeft tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon" (Rom.8:29).
Die niet genoemde 42ste generatie van het register is de volheid van Christus (42=7x6=volheid in het vlees). Van hen is Jezus de geestelijke vader. Hij is niet alleen het Kind dat ons geboren is en de Zoon die ons gegeven is, maar ook de Eeuwige Vader (uit Jes.9:6). Jezus zegt het Zelf: "Wie overwint zal Mij een zoon zijn" (Op.21:7).
Uitverkoren om een zoon te zijn! Uitgekozen, om bij de de voleinding van Zijn plan de hele schepping te bevrijden van de slavernij van de vergankelijkheid (Rom.8:21a). Dat gaat gebeuren door dit 42ste geslacht. Naar de openbaring van die zonen ziet de hele schepping uit met reikhalzend verlangen (Rom.8:19).
uitverkoren om eersteling te zijn.....
Eerstelingen zijn eerder rijp dan anderen. Ze staan in Christus op als eersten, als een "Lazarus" die de Heer liefhad (Joh.11:1-4,43). Nu roept Hij allen uit, die in Christus gestorven zijn. Zij staan als eersten op (1Thes.4:16). Ze zijn "de volle aar", Zijn loon. "Zeg tot de dochter van Sion: uw heil komt; Zijn loon is bij Hem. En men zal hen noemen: Het heilige Volk, De Verlosten van de Heer" (Jes.62:11).
Dè Eersteling, Jezus, zou niet op zichzelf blijven. Hij zou als een graankorrel in de aarde vallen en een volle aar opbrengen met identieke korrels (Joh.12:24). Hij werd gezaaid om zonen voort te brengen. Jezus is "de eerstgeborene van vele broeders" (Rom.8:29). Het zijn allemaal mensen, die God "als eerstelingen heeft uitgekozen" (2Thes.2:13). Ze zijn "geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Heer" (2Thes.2:14). Geheel volgens Zijn plan heeft Hij hen "voortgebracht door het woord van de waarheid, om eerstelingen te zijn onder Zijn schepselen", "eerstelingen voor God en voor het Lam" (Jac.1:18, Op.14:4).
uitverkoren om een gezalfde te zijn.....
De Zoon en de zonen zijn door God gezalfd met Zijn Geest. Daarom heet onze Heer: Jezus Christus (=gezalfde), en worden de zonen Gods samen de Christus genoemd (Mat.1:17).
Zacharia zag de Christus in een visioen. Hij begreep niet wat hij zag (Zach.4:11-12). Een engel legde het uit: "Dat zijn de twee zonen van olie, die voor de Heer van de ganse aarde staan" (Zach.4:14, letterlijk vertaald). Twee, de volheid van Christus (=Gezalfde), zij, die tot zoonschap zijn gebracht en "goud van zich doen uitvloeien" (Hebr.2:10, Op.11:3-4, Zach.4:12).
uitverkoren om zonder vlek en rimpel te zijn....
Wie uit de mensen als eerstelingen worden geroepen, worden onberispelijk, zonder leugen (Op.14:4-5). Al het onzuivere wordt verwijderd (Jes.1:22,25). "Hij komt tot Zijn tempel", tot hen "die bij Hem zijn, die èn geroepen zijn, èn uitverkoren, èn trouw" (Mal.3:1, Op.17:14, letterlijk). Hij loutert hen als goud en zilver (Mal.3:1-3). Hij heeft hen in Christus uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat ze voor Zijn aangezicht, voor Hem, heilig en onberispelijk zouden zijn (Ef.1:4).
De Heer Jezus was voor de grondlegging uitverkoren om op aarde heilig en onberispelijk te leven, als een vlekkeloos lam (1Petr.1:19). Maar ook de zonen heeft Hij voor de grondlegging der wereld uitverkoren om zo te leven. God is het, die daarvoor door Zijn Geest de kracht geeft (Hand.1:8, 2Cor.5:5, Ef.1:4).
uitverkoren om geestelijk volwassen te zijn.....
In de bijbel spreekt het getal 30 van geestelijke volwassenheid. Jozef was dertig jaar, toen hij onderkoning van Egypte werd (Gen.41:46). David was dertig, toen hij koning van Israël werd (2Sam.5:4). En Jezus was, toen Hij aan Zijn bediening begon als ware Koning, dertig jaar oud (Luc.3:23).
God werkt met geroepenen toe "naar de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus" (Ef.4:13). Ze worden zonen Gods, geestelijk volwassenen. Een voorbeeld is de ark van Noach (een beeld van Christus) en de tempel van Salomo (ook een beeld van de Christus), die "dertig" el hoog waren (Gen.6:15, 1Kon.6:2). God kiest de Zijnen uit om tot geestelijke volwassenheid te komen.
uitverkoren om vrij te zijn.....
Zonen Gods moeten eerst zelf vrij zijn om anderen te kunnen losmaken. Daarom bracht God Mozes in een veertig jaar durend losmakingsproces (40=beproeven). Daarna kon Hij hem pas terugsturen naar Egypte om Israël uit te leiden.
De Heer Jezus begon Zijn bediening met het voorlezen van het volgende schriftgedeelte: "De Geest van de Heer is op Mij. Hij heeft Mij gezonden om gevangenen loslating te verkondigen, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid" (Luc.4:18-19).
Later zei Hij: "Jullie zullen de waarheid verstaan, en de waarheid zal jullie vrijmaken" (Joh.8:32). En "wanneer dan de Zoon jullie vrijgemaakt heeft, zullen jullie werkelijk vrij zijn" (Joh.8:36). Paulus schrijft daar ook over: "Opdat we waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houd dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen" (Gal.5:1).
Vrij zijn is essentieel voor zoonschap. Wie het Lam volgt waar Hij ook heengaat, wordt losgekocht van de "aarde" (Op.14:3). Ook van alle aardse godsdienstige structuren, van elke zielse godsdienstbeleving van "Babel" en van al het gezwoeg in "Egypte" (=in het "vlees"). De goede Herder brengt hen in het hemelse Jeruzalem, de vrije stad (Gal.4:26). De kracht van Gods Geest maakt hen vrij, om dáár een dienstknecht te zijn.
uitverkoren om verlost te zijn van het lichaam dezes doods.....
Het getal 300 spreekt van volkomen verlossing. "Henoch wandelde met God driehonderd jaar en hij was niet meer, want God had hem opgenomen" (Gen.5:22-24). Door driehonderd man verloste God Zijn volk van Midian (Richt.7:7,8,16,20,22). De ark van Noach was driehonderd el lang (Gen.6:15).
Dat algehele verlossing bestemd is voor "het lichaam van Christus" blijkt uit de zalving te Bethanië. Maria zalfde Jezus' lichaam vlak voor Zijn sterven met mirre. Mirre (=mara=bitter) duidt op lijden. Ze zalfde niet alleen Zijn hoofd, maar ook de voeten van Zijn lichaam (Marc.14:3).
De mirre had een waarde van driehonderd schellingen (Joh.12:3-5). Driehonderd! Volkomen verlossing door lijden heen. Dat gold van "Hoofd tot voeten", voor alle uitverkoren zonen Gods, voor alle "144.000" (=6x8x10x300) "losgekochten van de aarde", die "in Christus" zijn (Rom.8:19, Op.14:2-5).
uitverkoren om een verlosser te zijn.....
Het is Gods plan om de hele schepping van slavernij te verlossen "tot de vrijheid van de heerlijkheid van Gods kinderen" (Rom.8:21). Daartoe zijn allereerst Jezus èn ook de zonen Gods gezonden: om te verlossen (Luc.1:74, Rom.8:19-21). Als de heerlijkheid van de Heer wordt geopenbaard en alle vlees Zijn heil zal zien, gebeurt dat door de volheid van Christus, door de Verlosser, het Hoofd en Zijn medeverlossers, Zijn lichaam.
Daarom staat er: "Verlossers zullen de berg Sion bestijgen om gericht te oefenen over het gebergte van Ezau" (=het ziels-vleselijke, Ob.21). De Staten Vertaling zegt: "Er zullen heilanden op de berg Sion opkomen". De Almachtige doet hen als eerstelingen opstaan uit de regionen van het vleselijke, uit het zielse, uit de dood, uit het "dal van diepe duisternis" (Ps.23:4). Hij leidt hen tot op de berg Sion (de kracht van de heilige Geest) om krachtige verlossers te zijn.
uitverkoren om koning en priester te zijn.....
Jezus is onze met eer en heerlijkheid gekroonde Koning en Hogepriester (Heb.2:9). Hij maakt uitverkorenen van alle tijden tot koningen en priesters (Op.1:6). Ze zullen met Hem zitten op de troon in smetteloos witte priesterkleding, om met Hem te regeren, te richten en te zegenen (Zach.6:13, Mat.19:28, Op.3:21, Deut.10:8).
Deze eerstelingen hebben Jezus gevolgd tot waar Hij nu is: tot op Sion, tot achter het voorhangsel, tot in het heilige der heiligen! "Die hoop hadden ze als een anker, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus als vóórloper is binnengegaan" (Hebr.6:19). Ze zien niet uit naar later alleen, om dan te leven ginds in de hemel. Ze leven in de hemel hier op aarde! Hier zijn ze gemaakt tot koningen en priesters. Dat moest namelijk het gebed zijn van de "12": "Uw koningschap kome, zoals het in de hemel is, zo ook op aarde".
uitverkoren om een deur te zijn.....
Jezus is de deur voor de schapen (Joh.10:7). De zonen Gods zijn de poorten van het nieuwe Jeruzalem. Het zijn er "twaalf". En op de poorten "twaalf" engelen, angelos, boodschappers (Op.21:12). Weer het getal 12: verkiezing tot koninklijk priesterschap. Als de heilige Geest in ons regeert, wordt ons leven een deur voor anderen (Op.21:24-25). Dan horen wij tot de "12" poorten van het "nieuwe Jeruzalem".
Die poorten dragen de namen van de stammen van Israël (Op.21:12). Ze laten ieder een aspect zien van zoonschap: Ruben (=zie, een zoon), Simeon (=die hoort), Levi (=die gehecht is), Juda (=die dankt), Zebulon (=woning), Issaschar (=er is loon), Gad (=die ziet), Aser (=de gelukzalige), Nafthali (=worsteling), Efraïm (=de vruchtbare), Manasse (=die vergeten doet) en Benjamin (de zoon van mijn rechterhand).
Elke poort is één grote parel (Op.21:21). Waarom? Omdat de groei van een parel schitterend overeen komt met de wijze waarop zonen komen tot de heerlijkheid van God: door lijden heen. Leest u maar eens na, hoe parels ontstaan: ze kunnen niet gevormd worden zonder innerlijke pijn en genezing.
Van de Zoon wordt gezegd, dat God Hem "door lijden heen zou volmaken" (Hebr.2:10). Het Grieks voor lijden is hier pathema en betekent: "wat men moet ondergaan", zoals ontberingen, pijn, laster.
Iets verder lezen we, dat "Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden" (Hebr.5:8). Hier staat het Griekse woord pascho, wat betekent "een gevoel ervaren", zoals teleurstelling, verdriet.
Dus door alle bittere ervaringen heen werd de Heer Jezus toebereid en vervolmaakt voor Zijn grote taak als geestelijke Koning en Hogepriester. De zonen gaan een identieke weg, om "koninklijk-priesterlijke paarlen poorten" te zijn in het nieuwe Jeruzalem.
uitverkoren om een muur te zijn.....
De Almachtige is als een beschermende muur. David zegt: "U omgeeft mij van achteren en van voren en U legt uw hand op mij" (Ps.139:5).
De muur om het hemelse Jeruzalem is 144 el hoog (12x12, Op.21:12, 15-18). Weer dus het getal 12, dat hoort bij koninklijk priesterschap. Een muur om een stad betekent veiligheid. "Te dien dage zal in Juda dit lied gezongen worden: Wij hebben een sterke stad; Hij stelt Heil tot muren" (Jes.26:1). De Heer zal door de zonen Zijn redding en heil tonen aan allen die nog "buiten" zijn.
Wie een ommuurde stad nadert, ziet de muur al van ver. Wie de tabernakel naderde, zag al op afstand de blinkende omheining van het witte linnen. Wie oog krijgt voor het nieuwe Jeruzalem, begint Gods geweldige heil en Zijn heerlijkheid te ontwaren.
Wat een muren! Muren van heil! Ja, "een Koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht. En ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind en als een toevlucht tegen de stortbui, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een machtige rots in een dorstig land" (Jes.32:1-4). "De Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom maar binnen de muur! En wie dorst heeft mag komen, om er voor niets het water des levens drinken" (Op.22:17).
uitverkoren om een fundament te zijn....
We weten, dat God "in Sion een uitverkoren en kostbare hoeksteen heeft gelegd" (1Pet.2:6). Dat is Jezus, de Zoon. Maar behalve Hem, de Hoeksteen, bestaat het fundament van het hemelse Jeruzalem ook uit zonen. Paulus spreekt van een "fundament van apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus Zelf de hoeksteen is" (Ef.2:20). En het boek Openbaring vertelt, dat "de muur van de stad twaalf fundamenten heeft, met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam" (Op.21:14).
Er zijn twaalf fundamenten. Geen afzonderlijke fundamenten, die ieder een bepaald gedeelte van de stad dragen: "Ik ben van Paulus! En ik van Apollos! Ik van Kefas! En ik van Christus!" (1Cor.1:12). Nee, ze geven met en op elkaar perfecte steun aan het geheel.
Wonderlijk, dat Johannes de fundamenten ziet, "met allerlei edelgesteente versierd". Ze liggen niet ondergronds, maar duidelijk zichtbaar onder het hemelse Jeruzalem, als geopenbaarde juwelen in Gods hand.
uitverkoren om Gods wegen te kennen.....
Veel kinderen van God zien Zijn daden en kennen Zijn zegeningen. Maar aan zonen maakt Hij Zijn wegen bekend. "Hij maakte Mozes Zijn wegen bekend, de kinderen Israëls Zijn daden" (Ps.103:7). Welzalig wie Zijn Woord bewaart en wandelt in Zijn wegen (Ps.119:2-3).
De Heer Jezus wandelde zó met de Vader, dat Hij kon zeggen: "Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij" (Joh.14:6). Wie geleid wordt door de Geest van zoonschap, kent die Weg. Die leeft met Jezus zoals Hij nu is: levendmakende, vernieuwende Geest (2Cor.5:16). Hij bewandelt zodoende de weg tot de volle waarheid (Joh.16:13).
Die weg is voor de geroepenen "een gebaande weg, die de heilige genaamd wordt. Geen onreine zal die betreden; maar hij zal alleen voor hen zijn. Reizigers noch dwazen zullen erop dolen. Er zal geen leeuw zijn en geen verscheurend dier. Alleen de verlosten wandelen daarop" (Jes.35:8-9).
En als God die weg aan ons bekend maakt, mogen we met volle vrijmoedigheid ingaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs die nieuwe en levende weg. Dat mogen we doen in de volle zekerheid van het geloof. En met een waarachtig hart, dat gezuiverd is van alle besef van kwaad (Hebr.10:19-22).
uitverkoren om lichtende sterren te zijn.....
De Heer Jezus zei: "Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld" (Joh.9:5). Hij is "de blinkende morgenster" die straalt als de zon (Op.22:16, Mat.17:2).
In Jesaja zegt God tot de Zijnen: "Ik stel jullie tot een licht der volken, opdat Mijn heil zal reiken tot het einde van de aarde" (Jes.49:6). En Jezus zegt tegen Zijn discipelen: "Jullie zijn het licht van de wereld" (Mat.5:14). Die "twaalf" zijn "de rechtvaardigen die zullen stralen als de zon in het Koninkrijk van de Vader" (Mat.13:43). Ze zijn de "zeven sterren" in Jezus' rechterhand, lichtbronnen, stralende boodschappers (Op.1:16,20).
Eerst had de Zoon de naam van de Vader aan de mensen in Israël geopenbaard (Joh.17:6). Nu vergadert God Zich een volk van zonen, dat Hij zal stellen "tot een licht voor de volken" (Jes.49:6). Zij zullen de heerlijkheid van de hemelse Vader aan de hele schepping openbaren (Rom.8:19).
Verstaat u dat? "Sta dan op en word verlicht! (andere vertaling: schijn!). Sta op en ga schijnen, want uw licht is gekomen en de heerlijkheid van de Heer is over u opgegaan" (Jes.60:1). Dan mag ook u een lichtende ster zijn!
Bij verloren gaan moeten we niet denken aan een eeuwigdurende verdoemenis in de hel. Want alle mensen worden na een rechtvaardig oordeel gelouterd en met God verzoend (Fil.2:10-11).
Je kunt wèl verloren gaan als "één van de honderd schapen van Jezus' kudde". Of als "één van de tien schellingen van de Vrouw", ja, zelfs als "de jongste zoon van de Vader" (Luc.15). Je kunt verloren gaan voor je roeping.
Eerst het verloren gaan voor zoonschap. Dat overkomt ieder, die van uitverkiezing tot zoonschap wéét en er niets mee doet (Hebr.2:1-4). Als hij niet tot inkeer komt, wordt hij nooit een rijpe eersteling, een gezalfde koninklijke priester, een lichtende ster, enz., enz.
Dan is hij als de verloren zoon, de jongste van de "twee". Hij verkwanselt het "erfdeel", dat hij van de Vader heeft ontvangen en belandt "ver van het aangezicht van de Heer en van Zijn heerlijkheid" in een "vreemd land" (=Babel). Als hij daar alles heeft uitgegeven, blijkt "Babel" een "land" van "hongersnood" te zijn geworden. En om te overleven gaat hij "varkens hoeden" en verlangt hij z'n buik te vullen met "varkensvoer".
De weg naar Babel is dus de brede, neergaande weg naar gebrek, honger, verlies, verderf (Mat.7:13). In "Babel" wordt er religieus gewroet in de "aarde". Het bestaan daar richt zich op wat "beneden" is, op het uiterlijke en verstandelijke, op het zielse, zonder waarachtig geestelijk leven. Daar kan je niet groeien tot geestelijke volwassenheid en gelijkvormigheid aan de verheerlijkte Christus (Fil.3:18-21). Daar ervaar je niets van het burger zijn van een rijk in de hemelen (Fil.3:20-21). Kortom: zo kan een geroepene een verloren zoon worden. Er kan dan alleen maar gebrek en verlies volgen, om hem tot inkeer te brengen (Luc.15:14-17, Heb.10:26-27).
Als "een verloren zoon" tot inkeer komt, wordt hij door de Vader op een ontroerende wijze verwelkomd (Luc.15:17-19). Zijn zoon was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden! (Luc.15:32). En dan volgt er een heerlijk feest om het herstel te vieren.
Niet alleen "van de Vader", maar ook van de "Vrouw" (=de Gemeente) kan er iets verloren raken. Zij verloor één van haar tien schellingen. Was dat iets, om je zo druk over te maken? Ja, want die tien schellingen hadden te maken met haar huwelijksgeschenk (vgl.Gen.24:22). Het getal 10 als aantal duidt op voltalligheid. Dat haar huwelijksketting een schelling miste, was een ramp. Vandaar dat ze "een lamp" aanstak, "haar huis" overhoop haalde en schoonmaakte om te vinden wat ze kwijt was. Wat was ze blij, toen ze de schelling terugvond! (Luc.15:9-10).
Dat ze die coûte que coûte wilde vinden, dat was, volgens Jezus, haar bekering (metanoeo=anders denken, "nieuw" denken, Luc.15:10). Ze was dus een deel van de denkwijze die "in Christus" is, kwijtgeraakt (Fil.2:5).
Schapen van "de kudde van de goede Herder", kunnen ook afdwalen en kwijtraken. Als kind zongen we altijd: "Een lammetje ging dwalen". Nee, het was "een volwassen dier", één van de honderd (10X10=voltallig). Nu was Zijn kudde niet voltallig meer en daarom ging de Herder zoeken. Wat was Hij blij, dat Hij dat verdwaalde schaap weer vond. "Ik heb Mijn schaap gevonden, dat verloren was!" (Luc.15:6). "Dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft: dat Ik niemand van wie Hij Mij gegeven heeft, verloren laat gaan, maar dat Ik hen allen laat opstaan op de jongste dag" (Joh.6:39).
God laat niets verloren gaan! Niets van de "twee zonen van olie", niets van de voltallige "Vrouw", niets van de "kudde". Dat is het begin van Gods verlossingswerk. Zijn plan is om uiteindelijk alles wat verloren was, terug te brengen (Hand.3:21). Alles. Opdat alle dingen uit Hem, en door Hem, en tot Hem zullen zijn (Rom.11:36, Joh.1:1-5, Col.1:15-18a).21).
Hoe verloopt Gods plan? Het is als met zaaien en oogsten. Eerst moet er gezaaid worden, dan kan het gewas opkomen en uiteindelijk vrucht dragen. Iedereen moet eerst "in de aarde vallen en sterven" om tot opstanding en vruchtdragen te komen (Joh.12:24). Het "oude" moet weg, om in Christus "levend", "nieuw" en "vruchtbaar" gemaakt te kunnen worden (1Cor.15:22).
Alle benodigdheden voor dit plan lagen reeds vóór de grondlegging (katabole = terneerwerping) van de aarde klaar: satan, het Lam, de zonen Gods, alles. Door satan zou het zaad in de grond vallen en sterven (Jes.45:7). Door het Lam zou het ontkiemen, opkomen en vruchtdragen (Op.13:8b). De zonen Gods waren tevoren bestemd om de oogst binnen te halen (Rom.8:29-30, Job 38:7, Luc.10:2).
"Het is God die de wasdom geeft, de groei" (1Cor.3:6-7). Hij maakt "levend", "nieuw" en "vruchtbaar", maar niet iedereen tegelijk. Er staat: ieder in zijn eigen rangorde (1Cor.15:23).
De Eerste die gezaaid werd in de "aarde" en die in de "dertig" jaar daarna opstond en volle vrucht droeg, was de Heer Jezus, de Christus, de Gezalfde. Hij zou Zoon van God genoemd worden (Luc.1:35).
Daarna Zijn lichaam, de zonen Gods, de volheid van Christus. Er staat: "Christus als eersteling (=de Zoon), vervolgens die in Christus zijn bij Zijn komst" (1Cor.15:23). Dat zijn de zonen, allemaal "mannelijk", overwinnaars, sterren, lichtgevers. Gevers!
Dan de ontvangers. Als eerste is dat de Bruidsgemeente, aan wie het gegeven wordt om zich met blinkend fijn linnen te kleden (Op.19:8). Zij ontvangt de heerlijkheid van God en ze zal die dan uitstralen tot in alle uithoeken van de aarde (Op.21:11, Jes.49:6). De volkeren zullen in dàt licht gaan wandelen (Op.21:24). En na hun verootmoediging en reiniging worden al hun zonden weggedaan en "komt het voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven" ((1Tim.4:10, 1Joh.2:2, Rom.5:17-18).
En tenslotte de hele schepping. Die zal in z'n geheel en radicaal "bevrijd worden van elke vorm van slavernij en gebracht worden tot de heerlijke vrijheid van Gods kinderen" (Rom.8:19-21). Alle heerschappij, macht en kracht van het "vlees" wordt onttroond (1Cor.15:23-25). Alles wordt "nieuw" (Op.21:5). Jezus draagt dan alles over aan de Vader en door Hem worden alle dingen met God verzoend (1Cor.15:24, Ef.1:9-10, Col.1:17,20). Alles en iedereen zal Hem loven (Rom.14:11).
God is dan alles in allen (1Cor.15:28). Vervuld is: "Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet meer gedacht worden" (Jes.65:17).