Home page

Brood
en wijn

"Dit is het nieuwe verbond met Mijn bloed"
(1Cor.12:25).

INLEIDING

Christenen komen regelmatig samen voor de maaltijd van de Heer (vgl.1Cor.11:20). Dit eten van de Heer noemen katholieken een eucharistieviering en protestanten een avondmaalsviering. Men beschouwt de ceremonie als iets heiligs, als een sacrament. Hoe beleven wij het "eten van de Heer"? Nog "oud"? Of al "nieuw"?

HET OUDE EN HET NIEUWE VERBOND

Op het pascha herdenken de Joden de bevrijding van Israël uit Egypte (Ex.13:3, Deut.16:3). Toen werd er een lam geslacht en het bloed ervan bleek een wonderbaarlijke bescherming te zijn. God sloot toen ook een verbond met Zijn volk: Hij beloofde het te brengen naar een vrij en beter land.

Op de avond dat Jezus en Zijn leerlingen de paschamaaltijd aten, begon de Heer te spreken over een "nieuw" verbond, een verbond met Zijn bloed. Hij, het Lam, zou worden geslacht en Zijn bloed zou waarlijk vrij maken (Op.1:5, Gal.5:1). Hij is de Weg naar het ware beloofde land, het Koninkrijk der hemelen (Hebr.10:19-23). Dat is "nieuw", in geest en waarheid. Niet "oud", met het bloed van een lam, natuurlijk. Maar "nieuw", met het bloed van het Lam, geestelijk.

PASCHA TOEN EN NU

Eerst iets over de bevrijding van toen. In Egypte leefde Israël in slavernij. Toen God het hulpgeroep van Zijn volk hoorde, beloofde Hij het te verlossen en het te brengen naar een beter land.

Vlak vóór die exodus moest er in ieder huis dus een lam geslacht worden. Het bloed ervan moest aan de deurposten gestreken worden en het lam moest gegeten worden met ongezuurd brood (Ex.12). Toen kon de reis beginnen. Wat een dag!

Natuurlijk moest die dag niet vergeten worden. "Blijf dit gedenken", zei Mozes (Ex.13:3,5,8-10). "En als één van uw kinderen later vraagt: "Waarom doen we dit?", zeg dan: "Omdat de Heer ons met krachtige hand bevrijd heeft uit de slavernij van Egypte" (Ex.13:14).

Nu wij. Het lam dat toen geslacht werd, wijst op Jezus, ons paschalam (1Cor.5:7). Daarom moest het een "gaaf", "mannelijk" en "volgroeid" offerdier zijn (Ex.12:5, Joh.1:29, vgl. 1Pet.1:18-19).

Het "land van slavernij", "Egypte", symboliseert de "slavernij" van het "vlees". Het is God vijandig gezind. Zoals de koning van "Egypte" zich verzette tegen de God van Mozes, zo gaat het begeren van het "vlees" in tegen de Geest. Ze staan lijnrecht tegenover elkaar (Gal.5:17).

God wil nu onze verlossing, onze bevrijding van de macht van het "vlees", om Hem te gaan dienen in geest en waarheid. Hij roept nu ons uit "Egypte". Wie van "farao's slavenjuk" verlost wil worden, moet nu het "bloed" van ons paschalam aanwenden, Zijn "vlees" eten en "zeven dagen" leven op "ongezuurd brood" (Ex.12:15).

HET PASCHALAM

Er werd dus een lam geslacht (Ex.12:6). Dat was geen zondoffer, wat men vaak denkt omdat er staat, dat Jezus het Lam Gods is, dat de zonden van de wereld wegneemt (Joh.1:29, Hebr.9:26, Rom.3:25). Bij het pascha gaat het niet om vergeving van zonden, maar om verlossing uit "Egypte".

Zondoffers werden namelijk gebracht in de tabernakel en later in de tempel. Maar het bloed van het pascha-lam streek ieder aan zijn eigen deur. Men at het lam in zijn eigen huis, opdat de eerstgeborene er zou leven (Ex.12:7).

Waar wijst de "eerstgeborene" op die in ons "huis" moet blijven leven? Dat is Jezus, die als eerste door de Vader volledig uit "Egypte" werd geroepen (Mat.2:15). Hij kreeg macht over alle "vlees" (Joh.17:2). Hij leeft in de Zijnen en verlost ieder uit "Egypte", die "Zijn bloed drinkt" en "Zijn vlees eet" en "zeven dagen ongezuurd brood" (Ex.4:22-23, vgl. Op.14:1-5, Rom.7:24).

Met het pascha begon ook het feest van het ongezuurde brood, "zeven" dagen lang (Ex.12:17). Jezus zegt, dat Zijn discipelen voor dìt brood zíj; moesten bidden: "Vader, geef ons heden ons dagelijks brood" (Mat.6:11). In het Grieks staat epiousios brood, epi (=op), ousios (=komend). Hij zegt niet, dat wij moeten bidden om brood van de bakker, maar om het brood dat van boven komt. Jezus zegt: "Dat brood ben Ik" (Joh.6:51).

ONGEZUURD BROOD

Over de betekenis van gezuurd of ongezuurd is Paulus duidelijk: "Ons pascha-lam is geslacht: Christus. Laten wij feest vieren, niet met oud zuurdeeg, of met zuurdeeg van slechtheid en boosheid (Grieks: poneria=laagheid), maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid" (1Cor.5:6-8).

Oud zuurdeeg is "lage", "aardse", religiositeit met "oude" rites en traditie, zoals de "farizeërs" dat deden (Mat.23, Mar.7:13). Dat hoort niet in het nieuwe verbond. Zo iets is niet uit God, zegt Paulus (Gal.5:8-9, vgl Mat.23:3).

Wat deden de Israëlieten dus? In alle haast bakten ze voor hun vertrek ongezuurd brood en namen dat mee op reis (Ex.12:8, 15, 34). Ze mochten geen "oud brood" meenemen. Dat moesten ze radikaal wegdoen.

Kijk, dat is nu precies, wat iedere volgeling van Jezus zou moeten doen: het met "oud zuurdeeg" gerezen "brood" achterlaten, meteen "op reis gaan" en "zeven dagen ongezuurd brood eten" (1Cor.5:7). Verlossing van Egypte komt alleen als we elke "oude", lage interpretatie en gewoonte achterlaten en "nieuw leren eten", alleen het ongezuurde brood van reinheid en waarheid. Dat is het "brood" uit de hemel (Joh.6:51).

Jezus zegt: "Wie Mij eet, heeft leven en hem zal Ik opwekken" (Joh.6:54-55). Wat wordt het leven dan anders! Dan ervaren we bevrijding, opwekking, leven. Dat is leven "in geest en in waarheid".

JEZUS' VERLANGEN
NAAR ZIJN LAATSTE AVONDMAAL

Op de avond van het pascha werd er overal in Jeruzalem de paschamaaltijd gebruikt. Voor Jezus zou het de laatste keer zijn.

Hij zei: "Ik heb vurig begeerd dit pascha met jullie te eten, eer Ik moet lijden" (Luc.22:15). Hij wist, dat Hij Zijn vlees en bloed zou geven als vervulling van het oude. "Doe dit tot Mijn gedachtenis. Denk vanaf nu aan Mij. Ik maak vrij van "Egypte", door Mijn vlees en door Mijn bloed (vgl. Joh.8:36).

Hij verhoogde de "oude" rite tot een "nieuw", persoonlijk beleven. "Hij nam een brood, dankte en brak het, gaf het hun en zei: Dit is Mijn lichaam, dat voor jullie gegeven wordt. En deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed voor jullie. Denk voortaan aan Mij" (Luc.22:19-20).

Wat moeten de discipelen toen gedacht hebben? "Vindt Hij de bevrijding van toen dan niet belangrijk meer? Is dit wel waar? God droeg ons toch op het pascha te vieren!"

Natuurlijk wisten ze in hun hart, dat het waar wàs! Hij was de Messias, de Christus, de Zoon van de levende God (Mat.16:16). Ze ervoeren, dat Hij de ceremonie zinvol maakte met woorden van eeuwig leven! (vgl. Joh.6:68). Hij gaf er inhoud en betekenis aan! Hij gaf Joods-wettische riten en gebruiken hun vervulling.

Wat Israël herdacht, met uiterlijke tekenen, was een historisch gebeuren. Jezus gaf de geestelijke realiteit. Hij zei: "Ik ben nu jullie pascha-lam. Eet Mij en drink Mijn "wijn". Hoe? "Nieuw!" Doen we dat, dan worden ook wij vrij van de slavernij van het vlees, nu (Rom.7:24). Dan gaat na het "oude" het "nieuwe" gelden, met de belofte dat wij zullen worden gebracht in het "land dat vloeit van melk en honing". Dat is het koninkrijk Gods. Waar? Hier op aarde in mensen die Hem behagen (Mat.6:10, Luc.2:14).

NATUURLIJK EN GEESTELIJK

De Joden van toen dachten ten onrechte, dat Jezus hun religie ondermijnde. Maar Hij kwam met iets beters! Hij gaf immers voor de schaduw de realiteit! Een schaduw is twee-dimensionaal, laag, plat, doods, net als foto's. Op een foto kun je zien, hoe iemand eruit ziet. Het is maar een plaatje van de drie-dimensionale persoon. Zo verhoudt zich ook "oude" tot het "nieuwe". Het "oude" is volmaakt in het afschaduwen van het "nieuwe", als een fotoalbum (Hebr.10:1). Jezus maakt al het "oude" radicaal "nieuw", ook wetten en riten (1Cor.15:46, 2Cor.4:18, Op.21:5).

Zo verhouden de uiterlijke tekenen van brood en wijn zich tot het eten van de Heer. Het eerste is "oud", het "eten van de Heer" is "nieuw", zonder symbolische handelingen. Want voor wie in "nieuwheid" leert leven, heft Hij het oude op, om het nieuwe steeds reëler te maken (Rom.6:4, Hebr.10:9).

Vaak lezen we, dat men Jezus niet begreep (Joh.10:6). Dat kwam niet, omdat Hij niet goed onder woorden kon brengen wat Hij bedoelde. Het kwam, omdat Hij anders was, "nieuw", van boven. Zijn toehoorders waren van beneden, in Joods-religieuze schaduwen, maar Hij was met Zijn geest in het hemelse (Joh.8:23).

Zij putten uit de wet van Mozes en menselijke traditie, Hij uit God. Zij verlangden naar bevrijding van de Romeinen, maar Hij verlost van "Egypte". Hun ogen zagen de pracht van de tempel van steen, maar Jezus zag een hemels bouwwerk van "levende stenen" (Mat.24:1, Joh.14:2, 1Pet.2:5). Dus om Hem te kunnen volgen, moet je je hoofd opheffen en denken zoals Hij dat deed: aan de dingen die boven zijn (Psalm 24, Col.3:2). Dat is "nieuw" denken.

TRADITIE EN WAARHEID

Israël verwierp Jezus en Zijn boodschap. De Zijnen namen Hem niet aan. Ze hadden liever de zichtbare rites van de wet van Mozes dan de geestelijke vervulling ervan. Dat was de hoofdoorzaak, waarom ze Hem eenvoudig niet kònden begrijpen!

Als wij denken, dat we wijzer of nederiger zijn dan de Joden in de tijd van Jezus, dan hebben we het goed mis. Het is echt niet zo bijzonder, als we geloven dat Hij de Messias was. Het is ons immers al eeuwen lang gepredikt. Toch kunnen ook wij ons hardnekkig houden aan het "oude" met zichtbare riten en gebruiken. Dan zeggen ook wij, als blinde kenners van de bijbel: "Het oude is prima. Sola scriptura! Alleen de schrift! We hebben dat nieuwe helemaal niet nodig" (Luc.5:39).

Dan zegt Jezus ook tot ons: "Jullie zeggen, dat je rijk bent, alles hebt wat je wilt en niets meer nodig hebt. Maar je beseft niet hoe ongelukkig je bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt. Daarom raad Ik je aan: koop van Mij goud (=wat uit God is) en koop zalf voor je ogen" om te kunnen "zien" en te worden "genezen" van je aardse "visie" en je natuurlijke denken (Op.3:17-18).

JEZUS' LAATSTE PASCHA

Bij Zijn laatste pascha zei Jezus drie belangrijke dingen: "Dit is Mijn lichaam", "dit is Mijn bloed" en "doe dit tot Mijn gedachtenis".

"Dit is Mijn lichaam, Mijn vlees ......"

Al eerder had Hij gezegd. "Als je Mijn vlees niet eet en Mijn bloed niet drinkt, heb je geen leven in je. Wie dat wel doet, heeft eeuwig leven en hem zal Ik opwekken" (Joh.6:53-56). M.a.w.: Jezus doet leven. Wie Hem eet, wordt opgewekt uit de doodssfeer van het "vlees" (vgl. Rom.7:24).

Hoe we Hem eten is niet onder woorden te brengen. Het gaat ons verstand te boven (vgl. Jes.55:8-9). Geestelijke kennis komt door openbaring, niet door denkwerk. God spreekt in ons binnenste, en àls Hij dat doet, begrijpen we dat meestal pas veel later met ons hoofd.

Om het ware brood nieuw te eten in Zijn koninkrijk, moeten wij van boven zijn, nieuw geboren (Joh.3:3-6). Door kennis over de bijbel alleen, hoe nuttig die ook is, komt niemand tot geestelijke kennis. Wie Hem eet, zal leven (Joh.6:53-57). Zo nemen we toe in wijsheid, in grootte, van pas geborene tot geestelijk volwassene (1Cor.13:11, Rom.8:12-17).

Dat proces is dus te vergelijken met onze natuurlijke groei. Baby's hebben moedermelk nodig (1Pet.2:2). Kleuters moet je helpen met eten. Kinderen kunnen zelf niet bepalen, wat het beste voor hen is. Paulus is er erg duidelijk over: "Broeders, ik kon niet tot jullie spreken als tot geestelijke mensen, maar als tot nog onmondige gelovigen in Christus. Melk heb ik jullie gegeven, geen vast voedsel, want dat konden jullie nog niet verdragen" (1Cor.3:1-2).

Er is dus nogal wat verschil in beleving als het gaat om het eten van de Heer. Dat hangt af van hoe ver we geestelijk zijn gegroeid (vgl. 1Cor.13:11). Verreweg de meeste christenen doen dat met uiterlijke tekenen, een enkele keer per jaar. Zo proclameren ze de dood van Christus (1Cor.5:7, 11:26). Dat kan een goed begin zijn.

Er zijn ook gelovigen, die elke dag de inhoud en betekenis beleven van de maaltijd van de Heer. Zij "eten" Zijn "vlees" en "drinken" Zijn "bloed" dagelijks. Meestal krijgen ze te maken met veel onbegrip daarover, omdat ze niet meer "naar het avondmaal gaan". Maar Jezus is het leven in hun binnenste! Er staat toch: "Zo dikwijls je dit brood eet en de beker drinkt, verkondig je de dood van de Heer, totdat Hij komt" (1Cor.11:26). Hij is in hun harten gekomen om maaltijd met hen houden en zij met Hem." (Op.3:20).

De Heer Jezus "voedde" Zijn leerlingen jaren lang. Het waren Zijn geestelijke kinderen. Toen zei Hij: "Ik ga tot de Vader en dat is beter voor jullie". Beter? Ja, Zijn menselijke verschijning zou plaats maken voor een hemelse. Hij zou hen als Jezus van Nazareth verlaten, om als Geest der Waarheid in hen terug te komen. Niet alleen in hen, maar in talloze discipelen, die door Zijn inwonende Geest zouden doorgroeien tot geestelijk volwassenen (Joh.16:5-33). Zijn heengaan was beter dan Zijn blijven.

Paulus volgde een identiek patroon. Hij bleef maar drie jaar in Efeze en ging toen verder. In Corinthe gaf hij na achttien maanden de gelovigen de kans om zonder hem door te groeien. Johannes zegt: "Wat u betreft: Zijn Geest is blijvend op u, u hebt geen leraar nodig. Zijn zalving leert u alles naar waarheid, zonder leugen en bedrog. Blijft daarom in Hem" (1Joh.2:27).

In het nieuwe verbond geldt dus: "Niet langer zal ieder de ander leren en zeggen: Ken de Heer. Allen zullen ze Mij kennen, van de kleinste tot de grootste" (Heb.8:11). Dàt is onze roeping: Hem als levend Woord te "eten" en Hem te leren kennen in harmonieuze, directe gemeenschap (1Cor.1:9). In het oude verbond geldt: "Wie dat doet, zal leven". Daar houd je je aan de wet, aan rites, aan regelgeving van buitenaf (Lev.18:5, Gal.3:12). Daar word je opgepept door mensen op samenkomsten en conferenties. Maar in het nieuwe verbond luister je naar Zijn stem. Daar geldt: "Wie Mij (in geest en waarheid) eet, zal leven".

Het is goed, dat Gods schapen in kerken en gemeenten door mensen worden opgevoed in de gerechtigheid. Maar het is een misverstand, dat ze altijd in die "schaapskooien" moeten blijven (Joh.10:3-4). Er zijn maar weinig dominees, voorgangers of priesters, die hun schapen de vrijheid buiten de schaapskooi gunnen. Dat deed Johannes de Doper wèl: hij wees zijn discipelen op het Lam Gods (Joh.1:29,36). "Twee van zijn discipelen hoorden dat en gingen Jezus van Nazareth volgen" (Joh.1:37). Dat waren Andreas en Johannes. De anderen bleven bij Johannes en zouden later ontredderd achterblijven met een onthoofd lichaam (Mat.14:12).

"Dit is Mijn bloed ......"

Hij "nam een beker, dankte en zei: Drink allen daaruit. Want dit is het bloed van Mijn verbond" (Mat.26:28).

Eerst de vraag, waarom de Heer sprak over bloed van Zijn verbond. Hij bedoelde dit zo: zoals God Zich aan Israël verbond met de belofte het uit Egypte te verlossen door het bloed van een lam en het te brengen naar een beter land, zo geeft Hij Zijn bloed in een nieuw verbond. Daarbij belooft Hij de Zijnen te verlossen van "Egypte" en hen te doen leven in een nieuw land, in het koninkrijk van God.

Waar duidt "bloed" op? Het is het zieleleven met haar begeerten en verlangens. Al tot Noach had God gezegd: "Vlees met zijn ziel, zijn bloed, mag je niet eten" (Gen.9:4). Want "bloed" in "vlees" wijst op ziels sentiment, dat vaak wordt aangezien voor geestelijk leven. En dat kan God niet accepteren.

Nu de volgende vraag: wat deed Jezus met Zijn menselijke begeerten, met Zijn zieleleven? Hij goot het uit in de dood (Jes.53:12, nephesh=ziel). Hij weigerde Zich te laten leiden door menselijk-zielse behoeften. Hij legde dat alles af (Joh.10:17-18). Hij richtte Zich zó op God, dat Hij Diens gevoelens kon ervaren. Hij leerde te leven en bewogen te zijn als de Vader (Joh.17:2). Zijn gevoelsleven was "nieuw". Het kwam niet meer uit het vlees voort, maar uit God. Dat is het "bloed" dat Hij de Zijnen aanbiedt te drinken.

Wat moet dàt vreemd geklonken hebben in de oren van de discipelen! Zijn bloed drinken? Ze mochten van de wet immers niets eten waar bloed in zat, laat staan bloed drinken (Lev.17:10-16). Ja, in het oude verbond streek je het bloed van het lam "aan je huis". In het nieuwe verbond komt het bloed van het Lam "in je huis".

Petrus zegt, dat "wij onze ziel aan de Schepper moeten overgeven, steeds het goede doende" (1Petr.4:19). Onze ziel met alle begeerten, verlangens en gevoelens moeten we uitgieten en het nieuwe bloed van Jezus (=de begeerten en verlangens uit God) indrinken. Zo worden we door het Lam verlost van de vleselijk-zielse gezindheid van Egypte en blijft "de eerstgeborene" in ons leven. We worden dan waarlijk vrij en losgekocht van de aarde, niet door een slokje wijn, maar door Zijn "bloed" (Joh.8:36, Op.14:3). Zo krijgen we steeds meer deel aan de hemelse natuur en kan de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem ook in ons aan het neerdalen zijn uit de hemel van God (2Petr.1:4,1Cor.15:47-49, Op.21:10).

"Doe dit tot Mijn gedachtenis ....."

Nu komen we tot Jezus' derde uitspraak tijdens Zijn laatste pascha: "Doe dit tot Mijn gedachtenis" (Luc.22:19). Paulus citeert die woorden met de aanvulling "telkens als jullie die beker drinken" (1Cor.11:25-26). Is dat niet dubbel? Waarom deed hij dat?

De eerste Joodse gelovigen leefden in een overgangstijd. Van hen kon je niet verwachtten, dat ze radicaal en meteen nieuw zouden kunnen denken en handelen. Dat leren we namelijk in een proces. De apostelen bleven de wet houden, naar de tempel gaan om de Joodse feesten te vieren. Ze leerden geleidelijk ook de vervulling ervan kennen. Ook Paulus hield zich aanvankelijk nog aan uiterlijke dingen om Joodse of zwakke broeders geen aanstoot te geven (Hand.18:18, 20:16, Rom.14:20, 1Cor.8:9 en13, 10:32). De aanvulling "telkens als jullie die beker drinken" duidt erop, dat hun denken geleidelijk zou worden vernieuwd! (Rom.12:2). En hoe!

Want Paulus schreef later: "Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken, het vieren van feestdagen, nieuwe maan of sabbat. Dit alles is slechts een schaduw van wat komt. De werkelijkheid is Christus!" (Col.2:16). En aan de Galaten: "Houden jullie je echt aan vaste feestdagen, maanden en seizoenen en jaren? Ik vrees, dat al mijn inspanningen voor jullie volkomen zinloos zijn geweest" (Gal.4:10-11).

Uiteindelijk ging het hem niet om zichtbare tekenen, rites en gewoonten, maar om de actuele geestelijke realiteit. En gelukkig wordt dat ook nu door steeds meer gelovigen begrepen. Tekenen op zich geven geen leven, maar wel het eten en drinken van Jezus!.

"Doe dit tot Mijn gedachtenis". Wanneer, waar en hoe? Jezus spreekt nooit over een bepaalde plaats of over een vaste tijd. Wanneer dus? Heden indien u Zijn stem hoort! Hoe? Door de Geest der waarheid. Die maakt vrij van alle leugen en aan hen openbaart Hij de volle waarheid (Op.14:5, Joh.16:13). Dat betreft zeker de waarheid van het eten van de Heer.

Tijdens de viering van het pascha stonden de Israëlieten klaar om meteen Egypte te verlaten (Ex.12:11). In het nieuwe verbond geldt dat ook. Je moet meteen "op reis". Op die reis zullen we de overwinning van het Lam in ons geopenbaard zien (Gal.1:16). We gaan denken als Hij, want de naam van Jezus en die van de Vader worden op ons "voorhoofd" geschreven. Met vele anderen leren we een "nieuw" lied te zingen (Deut.32, Op.14:1-2, Op.15:3). "Egypte" is dan achter ons. Dan zijn we in deze wereld én losgekocht van de aarde, tot eer van God, de Vader.

GODS FEESTEN WORDEN VERGETEN

De feesten van de Heer zijn erg veronachtzaamd. Het pascha bijvoorbeeld werd door niet één koning van Israël en Juda gevierd tot Josia (2Kon.23:21-23). Kort na hem ging het weer de verkeerde kant op. Pas in de Babylonische ballingschap kwam het pascha weer in de belangstelling, want daar, in dat vreemde land zonder tempel, maakten ze gebouwtjes (synagogen) om naar de voorlezing van de wet te luisteren. Ezra was zo'n voorlezer.

De eerste christengemeente meende de feesttijden van de Heer van Leviticus 23 wèl te moeten vieren en dat gebeurde tot in de tweede eeuw. Maar in het jaar 122 besloot bisschop Sixtus van Rome als eerste om dat niet meer te doen. Dat gebeurde, toen de fiscus judaicus, een belasting voor Joden, werd ingevoerd. En die moest ook worden betaald door niet-Joodse burgers die wel Joodse gebruiken onderhielden. Christenen vielen daar ook onder, omdat zij het pascha bleven vieren op de Joodse wijze. Toen keerden veel gemeenten zich af van alles wat Joods was, uiteindelijk gevolgd door de kerk in zijn geheel.

Het Concilie van Nicea nam in 321 zelfs een heel bizar besluit. Het bepaalde, dat wie Jezus' dood herdacht op het Joodse pascha, uit de kerk zou worden verbannen. Men wilde er niets meer mee te maken hebben.

In de loop van de tijd zijn alle "feesten van de Heer" vergeten. Ervoor in de plaats kwamen (en dat was erger) kerkelijke feesten, door een christelijk tintje te geven aan heidense gebruiken en festiviteiten. Die feesten als bijvoorbeeld kerstmis bepalen tot op de dag van vandaag nog steeds het kerkelijke jaar. Zo verloor het christendom al vroeg uit het oog, waar het om gaat bij "het eten van de Heer".

TENSLOTTE

Hoe gaan we nu verder, oud of nieuw? Oud? Blijven we zien op het zichtbare? Proberen we oude riten en traditie in stand te houden? Of gaan we nieuw denken en wandelen in geloof?

Het pascha is nooit vervangen door het avondmaal of door de eucharistie. Het werd in Jezus vervuld en door Hem verhoogd tot een dagelijks te ervaren geestelijke ervaring (vgl.Col.3:4, Joh.6:57-58).

Tot hen zegt Hij: "Ik sta aan je deur en Ik klop. Als je Mijn stem hoort en de deur opent, dan zal Ik bij je binnenkomen en maaltijd met je houden en jij met Mij" (naar Op.3:20). Dat is namelijk het ultieme: nu al met Hem "nieuw" brood te mogen eten en "nieuwe" wijn te mogen drinken in het Koninkrijk van God (vgl. Luc.14:15, Mat.26:29). Dan ervaar je, dat Zijn vlees het "brood" is, dat je de geestelijke energie geeft om het Lam te blijven volgen. En dat Zijn bloed de "wijn" is, die ons de Vader doet kennen.