Home page

Van dood tot Leven

Het uur komt,
dat allen die in graven zijn, naar Mijn stem zullen horen,
en ze zullen uitgaan,
wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven,
wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.
(Joh.5:28-29)

INLEIDING

Als de Heer ons de geest van wijsheid en openbaring geeft, mogen ook wij zien, wat Hij verstaat onder dood en leven. Dan verdwijnt er uit ons denken menig struikelblok en wordt de bijbel veel duidelijker. Allerlei zaken die door de Babylonische spraakverwarring zo onzinnig en inconsequent lijken, worden dan in het juiste licht geplaatst. Door openbaring van de heilige Geest wordt Gods Woord zoals het is: helder, consequent, veel eenvoudiger dan het ons is voorgehouden.

Nu we gaan nadenken over begrippen als dood, leven, opstanding en oordeel, laten we dan in het licht wandelen en de waarheid liefhebben (1Thes.5:8, 1Joh.1:6-7, 3:18). Dan wordt "ons levenspad als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder gaat stralen tot de volle dag" (Spr.4:18).

WAT IS LEVEN?

Johannes kreeg op Patmos heerlijke visioenen. Het eerste wat hij zag was de Christus die had overwonnen (Op.1:12-20). Hij hoorde Hem als een bazuin (Op.1:10,15). En dit is wat Hij zei: "Ik ben de Levende. Ik ben (wel) dood geweest, maar (altijd) levend, in alle aionen (=tijden). Ik heb (immers) de sleutels van de dood en het dodenrijk" (Op.1:17-18).

Het leven, waar Hij op doelt, is anders dan het onze. Ons leven is "slechts een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna weer verdwijnt" (Jac.4:15).

Het leven in Christus is tijdloos, onvergankelijk, onvernietigbaar (Heb.7:16). Het was en is en zal zijn. Het is het leven in het Woord (Joh.1:2-4). Dat leven overwint de dood, de eerste dood, de tweede dood, ja, iedere vorm van dood die er kan zijn (1Cor.15:26,54, Op.2:11).

Als wij de goede herder volgen, gaan we van dood tot dàt Leven. Hij geeft het ons in overvloed (Joh.10:10). Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh.14:6). Wie in Hem gelovende is, zal leven, ook al is hij overleden (Joh.11:25).

DE DOOD VAN DE HEER JEZUS

Velen hebben geprobeerd na te gaan, wanneer de Heer Jezus aan het kruis stierf. Maar wist u, dat Hij al veel eerder de dood inging? Dat was, toen Hij Zijn ware leven aflegde om mens te worden. Toen daalde Hij af tot de doodssfeer, waarin de mens al sinds de zondeval heeft moeten verkeren (Gen.2:17, 3:3, Rom.5:12,14,18).

Toen Hij mens werd, kreeg ook Hij een lichaam aan dat van de zonde gelijk, een lichaam van deze dood (Rom.8:3, 7:24). Hij kwam terecht in "een dal van diepe duisternis" (Ps.23:4, NBG), in "het dal van de schaduw van de dood" (St.Vert.). Hij ervoer daarvan de volle donkerte en naargeestigheid tijdens zijn hele rondwandeling op aarde.

Hij was in deze "dood" overwinnaar! "In alle dingen werd Hij op gelijke wijze als wij verzocht, maar zonder te zondigen" (Heb.4:15). Hij zwichtte onder geen enkele verleiding. Dat was trouwens Zijn opdracht: Zich te heiligen en Zich te geven als een smetteloos zondoffer voor de hele wereld (Joh.3:16). Vlak voor Zijn arrestatie zou Hij dan ook zeggen: "Vader, Ik heb het werk voleindigd, dat U Mij te doen gegeven hebt...." (Joh.17:4).

Meteen in het vers daarna zei Hij, wàt Zijn leven was: "Vader, verheerlijk Mij met de heerlijkheid die Ik bij U had, eer de wereld was" (Joh.17:5). Zijn leven was de tijdloze heerlijkheid van God! dàt had Hij afgelegd. "En nooit heeft iemand het van Mij afgenomen, nooit!" (Joh.10:18). Hij had macht om het af te leggen en om het weer op te nemen (Joh.10:17-18). Als Zoon des mensen! In de gestalte van een mens!

Als mens was Hij een man van smarten, ondanks alle overwinning (Jes.53:7-10). Onvoorstelbare droefheid omhulde Hem voortdurend. Hij ervoer ongekend veel wanbegrip. Geestelijke leiders bejegenden Hem hoe langer hoe vijandiger en besloten zelfs om Hem te vermoorden. Hij was stom voor die "scheerders" en deed Zijn mond niet open (Jes.53:7). En toen Hij werd gearresteerd, gaf Hij zonder tegenstand Zijn rug om te worden gegeseld en Zijn lichaam om te worden doodgemarteld. Het Lam van God gaf Zich over aan de onrechtvaardige heersers van deze tegenwoordige boze aioon (Gal.1:4). En dat alles om de zonde van de wereld weg te dragen (Joh.1:29).

LEVEN EN DOOD

Het zal voor velen wel een zeer ongewone gedachte zijn, dat de bijbel ons aardse bestaan ook dood noemt. We hebben het altijd over dit leven, in plaats van over deze dood (vergelijk Rom.7:24). Eigenlijk is het zo, dat we allemaal geestelijk als in een donkere kerker zitten. We zijn erin geboren. We zitten daar niet mee, omdat we nu eenmaal niet beter weten.

Maar hoe zou een vrij, hemels wezen zich in zo'n toestand voelen? Het zou een hel voor hem zijn! Wel, voor Jezus, die de heerlijkheid van de Vader had, was het hier zó'n hel! Niemand op aarde kan zich daar de afschuw van realiseren als Hij! Toen "Hij Zichzelf ontledigde en de gestalte van een dienstknecht aannam en aan de mensen gelijk werd" daalde Hij neer "in het dal van de schaduw van de dood".

Deze waarheid stond Paulus helder voor ogen. Hij zei o.a.: "Jullie kennen de genade van onze Heer: Hij is om jullie arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat jullie door Zijn armoe rijk zouden worden" (2Cor.8:9). "God heeft Hem, die geen zonde kende, voor ons tot zondoffer gemaakt" (2Cor.5:21). Hij was aan God gelijk en toen werd Hij mens, knecht, zondoffer aan een smadelijk kruis (vgl. Fil.2:7-9).

In de psalmen komt dit ook vaak ter sprake. "Hij die door talloze engelen onophoudelijk werd geloofd en geprezen, werd een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk" (Ps.22:7). En van de kruisiging staat er: "Allen die Hem zagen, bespotten Hem, ze staken de lip uit en schudden het hoofd. Als water was Hij uitgestort en al Zijn beenderen waren ontwricht. Zijn hart werd als was, gesmolten in Zijn binnenste. Verdroogd als een scherf was Zijn kracht, Zijn tong kleefde aan Zijn verhemelte. In het stof van de dood legde God Hem neer" (Ps.22:1-16).

DE EERSTE DOOD

Als Jezus afdaalde tot deze dood, dan is het duidelijk, dat nu wij in deze dood zijn. Het zogenaamde leven op aarde is niet het leven. We hebben de begrippen omgedraaid. De jaren hier zijn niet onze levensjaren. Het zijn "jaren van ijdelheid en strijd, moeite en leed" (Ps.90:10).

Toen één van de discipelen aan Jezus vroeg: "Heer, sta mij toe eerst mijn vader te begraven", zei Hij tot hem: "Volg Mij en laat de doden hun doden begraven" (Mat.8:21-22). Wat een vreemd antwoord voor wie niet weet, wat dood is en wat leven.

Weet u wat Hij zei? Dat de zogenaamd levenden net zo dood kunnen zijn als een overledene. Wie in de kist ligt, is dood. En wie de kist draagt, is, als hij Jezus niet volgt, ook dood, levend-dood. Alleen in Hem is leven (Joh.1:4). Wat we altijd als leven hebben bestempeld, is geen waarachtig leven, maar een afschuwelijke leugen (vgl. Jes.55:2-3, Joh.5:40, 10:10, 11:25).

De misleiding is universeel. Hoe hard wordt er niet gezwoegd en geploeterd voor méér in de sfeer van deze dood? Voortdurend wordt de mens gedreven tot méér activiteit en werk om zich nòg meer te kunnen veroorloven. Allemaal ijdelheid en najagen van wind! (Pred.1:14). Al die zorgen van de wereld, het bedrog van rijkdom en de begeerten naar meer, verstikken het leven van het Woord, dat de "zaaier" op onze "akker" heeft gezaaid (Marc.4:18-19).

In Genesis 2 vers 16 en 17 vinden we Gods eerste gebod aan de mens. "Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad. Wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven" (NVB). Doorgaans wordt dit bijbelgedeelte als volgt uitgelegd: toen Adam van de vrucht van de boom at, stierf hij een geestelijke dood, maar hij leefde nog jaren daarna verder buiten het paradijs. Dit klinkt acceptabel, maar de waarheid is het niet. Want op het moment, dat Eva en Adam van de vrucht namen, gebeurde er precies, wat God had gezegd: "Op de dag, dat je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven".

Eva stierf en met haar ook Adam. In het paradijs hadden ze geleefd,. Adam was een man naar Gods beeld en gelijkenis. Hij was vervuld en bekleed geweest met leven, net als Jezus op de berg der verheerlijking (Mat.17:1-13). Maar na de zondeval raakte hij met de dood bekleed (Gen.3:21). Dit is "de eerste dood".

Het is vanzelfsprekend, dat het voor menigeen moeilijk is, dit één, twee, drie te bevatten. Maar kijk eens, hoe duidelijk een tekst als Romeinen 7 vers 24 nu wordt: "Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?" Wie kan mij leven geven? Jezus! Want "als Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven" (Rom.8:10).

Jezus zei tot Zijn discipelen, vlak voor Zijn arrestatie: "Ik leef en jullie zullen leven" (Joh.14:19). De waarheid is dus dit: in Jezus Christus is leven. We leven alleen door Hem (Joh.1:4-5). Al het andere is geen leven. De mens noemt het leven, maar God, de inspirator van de bijbel, noemt het dood.

In deze tijd kan de medische wetenschap zeer efficiënt "levens" verlengen. Miljarden worden er uitgegeven voor medische zorg. Mensen die in een hopeloze toestand verkeren, kunnen met kunstmatige middelen "in leven" gehouden worden. In feite houden we helemaal niet het leven in stand, maar het lichaam dezes doods. Niet dat we medische hulp moeten afkeuren. Ik noem dit alleen om de algehele spraakverwarring te signaleren. Jezus is de bron van leven. Buiten Hem is dood, "de eerste dood".

Op de laatste dag van het loofhuttenfeest te Jeruzalem waren de meningen over Jezus nogal verdeeld (Joh.7:37-44). Sommigen zeiden dat Hij een goed mens was. Anderen vroegen zich af: "Hoe kan Hij zo geleerd zijn zonder onderricht te hebben ontvangen?" (Joh.7:15). Anderen stelden, dat Hij de Christus niet kon zijn: "Hij kwam immers uit Galilea!" (Joh.7:41).

Maar luister eens naar wat Hij Zelf zei: "Wie in Mij gelooft zoals de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien". En in Johannes 5 vers 24: "Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven. Hij komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven". dàt gebeurt er dus, als wij van Hem, de Boom des Levens, eten! "O, smaak en zie dat de Heer goed is! Gezegend de mens die bij Hem schuilt!" (Ps.34:9).

Nu zullen we ook de volgende woorden van de Heer Jezus beter kunnen begrijpen: "Ik zeg u, dat de tijd komt en nu is, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en dat de horenden zullen leven" (Joh.5:25, letterlijk vertaald). Wie zijn die doden? Ieder mens. Ook wij lagen gekneld in banden van de dood. En toen we Hem hoorden en ons bekeerden, begon Hij in ons te leven en wij met Hem.

Prijs de Heer, dat Zijn heerschappij eindeloos is. Als wij geloven, overwint Hij alle vormen van de eerste dood, ook in ons. Menigeen zal kunnen getuigen van Zijn bevrijdende kracht. Verkeerde gewoonten kunnen overwonnen worden, banden van de dood verbroken en ziektemachten uitgebannen in Zijn naam. Hij kwam om ons te bevrijden en om in ons te leven. Hij kwam om ons bekend te maken, dat onze innerlijke mens niet langer in de greep van de dood hoeft te blijven. Hij kwam "opdat wij samen met Hem zouden leven" (1Thes.5:10).

"En", zegt Jezus, "verwondert u hierover niet, want de tijd komt, dat allen, die in graven zijn naar Mijn stem zullen horen, en ze zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben tot de opstanding ten oordeel" (Joh.5:28-29). "Oordeel?" Dat betekent niet verdoemenis, maar gericht, rechtzetting, correctie. Dat komt glashelder aan de orde in "Blij met Gods oordelen" elders op deze site.

Ook deze woorden van Paulus worden nu helderder: "Jullie zijn dood en jullie leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zullen ook jullie met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Col.3:3-4).

Ons leven is geestelijk verborgen met Christus in God. Maar ons lichaam is het zielse lichaam van deze dood. Daar ligt dan ook onze strijd, omdat "het vlees" voortdurend tracht te verhinderen, dat we God volkomen dienen. Steeds vraagt het aandacht. Het verlangt naar alles en nog wat. Het wil zijn zintuigen bevredigen: lekker eten, mooie dingen zien en horen. En hoe meer hoe beter! Des te meer het wordt bevredigd, des te groter vijand het wordt van het leven. Als God roept om te vasten, wil het juist eten. Het wil slapen, als God roept om te waken. Haar begeerten worden nooit blijvend bevredigd. Vandaar Paulus' uitroep: 'Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood".

Wel, mijns inziens is de strijd half gewonnen als we zien, dat "het vlees dood is vanwege de zonde, maar dat de geest leven is vanwege de gerechtigheid" (Rom.8:10). Dan ligt de weg open tot de vervulling van het volgende vers: "Indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn geest, die in u woont" (Rom.8:11).

Met dit laatste bedoelt Paulus niet gebedsgenezing of zo iets. Natuurlijk zijn er tallozen genezen op bovennatuurlijke wijze door een aanraking van God. Zelf ben ik van veel goddelijke genezingen getuige geweest. De Heer geneest! Onmiskenbaar! Maar in Romeinen 8 spreekt Paulus niet over het terugkrijgen van lichamelijke gezondheid, maar van het ingaan tot een leven, dat ver boven het natuurlijke uitstijgt. Hij toont aan, dat als God onze geest levend kan maken, Hij ook ons "vlees"levend zal maken!

Daarom moet Gods volk ophouden zich te concentreren op het lichaam en op lichamelijk welzijn. Wie genezing voor het lichaam zoekt, zoekt niet Hem, maar iets. Concentreer u op Christus, die ons leven is. Dan zullen we tot onze vreugde ervaren, dat Christus niet alleen ons leven is, maar ook onze opstanding, hier en nu! (Joh.11:25). zó krijgen we deel aan Zijn opstanding, aan het onvergankelijke leven van God in geest, ziel èn lichaam.

Wat een schrille tegenstelling tot dit levend gemaakt worden is het kinderlijke verlangen om alleen maar lichamelijk te worden genezen op gebed. In het verleden werden daar massale bijeenkomsten voor georganiseerd voor wonderdoeners uit het buitenland, die overal op kleinere schaal navolging kregen. Soms werd, met de microfoon in de hand, voor genezing gebeden over duizenden mensen tegelijk. Maar wat werd er tot stand gebracht? In plaats van met Jezus Christus te leven, zocht men iets voor het tijdelijke lichaam, zomaar, ineens. Genezing was niet meer een teken dat de gelovige zou volgen, maar het werd een doel waar men naar ging jagen. Het kwam in de plaats van (in het Grieks: anti) het zoeken van de Heer Jezus. Dit is anti-christelijk.

Gelukkig gaan velen verstaan, dat het in eerste instantie gaat om het zoeken van de Heer. Zoek de verborgen omgang met Hem. "Zoek Mij en leef. Maar zoek Bethel toch niet, en ga toch niet naar Gilgal of Berseba. Want Gilgal wordt onherroepelijk weggevoerd en Bethel gaat teniet. Zoek de Heer en leef" (Amos 5:5). Want alleen "de Koning der koningen en de Heer der heren heeft onsterfelijkheid en woont in een ontoegankelijk licht, dat geen mens gezien heeft" (1Tim.6:16). Alleen in gemeenschap met Hem wordt "het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees" openbaar (2Cor.4:10-11). Alleen dan staan we op vanuit de doden, nu.

In dit licht is het goed om nog een paar teksten onder de loep te nemen. Allereerst Colossenzen 1:18: "Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden". En Filippenzen 3:10-11: "Of ik zou mogen komen tot de opstanding vanuit de doden". De doden, waar Paulus het over heeft zijn niet de overledenen die hij kende. Het zijn bestaande mensen die Jezus niet kennen, die eten, drinken, vrolijk zijn en "een los leven leiden" (1Tim.5:6). In Jezus' naam kunnen we komen tot een opstanding vanuit die doden. Dat is wat de bijbel noemt de eerste opstanding.

Natuurlijk wist Paulus, dat er ook in de toekomst een opstanding ten leven zou zijn. Maar hij benadrukt steeds, dat wie het Lam hier en nu volkomen volgt, nu al deel gaat krijgen aan de anastasis, aan de opstanding vanuit de doden, niet te verwarren met de egersis, de opwekking uit het graf, uit de dood.

Het gaat hier dus over de opstanding in het heden (van)uit de doden om ons heen tot het ware Leven. "Dit alles om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden, of ik, aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding vanuit de doden" (Fil.3:10). "Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn", voegt hij er meteen aan toe (Fil.3:12). Want hij wist echt wel, dat deze opstanding de prijs van de roeping Gods was, waar je naar moet jagen (vers 14). Paulus wilde die prijs dolgraag behalen.

Zonen Gods behalen die prijs. Dat zijn zij die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dat zijn losgekochten van de aarde, gekocht uit de mensen, uit de levend-doden, als eerstelingen voor God en voor het Lam (Op.14:3-5).

DE TWEEDE DOOD

Wat met de eerste dood bedoeld wordt is nu duidelijk: ons "leven" in het vlees. En de eerste opstanding is de verborgen opstanding vanuit de doden om ons heen om met Hem te leven in geest en waarheid en te overwinnen.

De eerste opstanding betreft allereerst hen die tot koninklijk priesterschap zijn geroepen. Zij staan in Christus het eerst op en worden door Hem tot heerlijkheid gebracht (1Thes.4:16, vgl. Heb.2:10). Ze staan op ten leven, omdat ze het Lam volgen waar Hij ook heen gaat (Op.14:1-5). Ze onderwerpen zich geheel vrijwillig aan de loutering, die begint bij het huis van God (1Pet.4:17). Ze hoeven dan ook niet later op te staan ten "oordeel", zegt Jezus, want ze zijn nu al overgegaan van dood tot Leven (Joh.5:24). Ze hebben deel gehad aan de eerste opstanding en hebben al met Hem overwonnen. "Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding, over hen heeft de tweede dood geen macht" (Op.20:6).

Wat is die "tweede dood", waaruit iedereen zal opstaan? Want Jezus had gezegd, dat allen, die in de graven zijn, naar Zijn stem zullen horen en dat wie het goede gedaan hebben zullen opstaan ten leven en wie het kwade bedreven hebben zullen opstaan ten oordeel (Joh.5:29).

De tweede dood is het "oordeel" voor "lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars. Hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dàt is de tweede dood" (Op.21:8).

Om te verstaan wat dat is, moeten we de juiste betekenis van vuur en van zwavel kennen. De traditie zegt, dat de "poel die brandt van vuur en zwavel" een plaats is, waar het merendeel van de mensheid terechtkomt en eindeloos wordt gepijnigd en gekweld door de duivel en zijn demonen. Dit is niet alleen onwaar, maar bovenal een grove belediging jegens Gods wijsheid en liefde. Het is godslasterlijk!

Eerst iets over het woord vuur. Het is in het Grieks pura. We lezen in Handelingen: "Ze staken een groot vuur aan" (28:2). Pura, een vuurtje, waarbij Paulus en de andere van kou versteende drenkelingen zich konden opwarmen.

Maar "toen de pinksterdag aanbrak vertoonden zich aan hen tongen als van vuur" (Hand.2:1-3). Hier wordt niet het woord pura gebruikt, maar pur. Dat duidt op geestelijk vuur, op het louterende vuur van God. Hij is immers een verterend vuur (Heb.12:29). Dit vuur is in de poel van Openbaring 21 vers 8, hetzelfde vuur, waarmee Jezus Zijn discipelen zou dopen (Mat.3:11). Dit vuur straft niet, maar loutert, corrigeert! Andere plaatsen, waar het woord pur wordt gebruikt zijn bijvoorbeeld Mat.3:12, 5:22, Hand.2:19, 1Cor.3:13 en 15, Heb.1:7, Op.3:18, 8:5 en 14:10.

Nu de betekenis van zwavel, die in "de poel van vuur en zwavel" is, in "de poel, die van zwavel brandt" (Op.19:20, 20:10). Het Griekse woord is theion. Zwavel werd in de oudheid gebruikt om offergaven te zuiveren. Het werkwoord dat van theion is afgeleid is theioo, wat betekent: heiligen, aan god opdragen.

"De poel van vuur en zwavel" is dus geen "hel" om eeuwig een pijnlijke straf te ondergaan, maar "een loutering voor God", een "oordeel" (Grieks krisis=scheiding van goed en kwaad), een correctieproces, om aan God te kunnen worden opgedragen. Wie geen deel heeft gehad aan de eerste opstanding moet door deze krisis (=oordeel, scheiding), niet om te worden verdoemd, maar om te worden "gericht" (=rechtgezet) en gelouterd.

Maar er staat toch, dat er in de "hel" "gepijnigd wordt, dag en nacht, tot in de aionen der aionen" (Op.20:6, 10, 13-15). Klopt! Er staat het Griekse woord basanizo. De NBG-bijbel zegt pijnigen (Op.20:10), maar elders pijn hebben (Mat.8:6), teisteren (Mat.14:24), aftobben (Marc.6:48), kwellen (2Pet.2:8), barensweeën hebben (Op.12:2). De oorspronkelijke betekenis van het werkwoord is: testen op een toetssteen (door er streepjes op te krassen om zien of iets van zuiver "goud" is of niet).

Mineralen kun je namelijk aan verschillen eigenschappen herkennen: aan de glans, kleur, kristalvorming, breuk of streep. Elk mineraal heeft z'n eigen kleur streep. Dus als een koopman in de oudheid van een munt wilde weten, of die van goud was, pakte hij zijn toeststeen en maakte daar met de munt één of meer strepen op. Was de kleur niet goed, dan was de munt niet van goud. Zo toetst de Heer. En dat kan "pijn" doen.

Dit laatste komt harmonisch overeen met "loutering voor God met zwavel" (=theion). De "pijniging" is de toets, die moet aantonen of er nog loutering en correctie nodig is. Zo worden alle dingen nieuw gemaakt (Op.21:5). Het bewerkstelligt een uiteindelijke opstanding voor iedereen, "opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is de Heer, tot eer van God, de Vader" (Fil.2:10 en 11). Het staat onomstotelijk vast dat "de tweede dood" (of de poel van vuur) een geestelijk proces is, en niet een hel als locatie. Iedereen die nog niet tot waarachtig Leven is overgegaan, moet er doorheen.

Eerstelingen gaan nu al door dat proces. Ze verrijzen nu al tot waarachtig leven. Ze hebben nu al deel aan de eerste opstanding (Op.20:6). Door tal van vurige beproevingen worden ze nu al grondig getest. Ze hebben het beest niet aanbeden en weigerden zijn merkteken op hun voorhoofd (Op.19:20). Ze dragen Jezus' naam en de naam van de Vader (Op.14:1). Ze zijn losgekocht van de aarde en zijn onbevlekt en onberispelijk (Op.14:3-5). Zij overwonnen in de eerste dood en als ze door de tweede dood gaan, zullen ze er geen schade van lijden (Op.2:11).

Ook de "zee" en het "dodenrijk" moeten "de doden" teruggeven. Ze worden allemaal geoordeeld, ieder naar zijn werken (Op.20:13). "En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel van vuur" (Op.20:15). In dat "vuur" worden ook zij gecorrigeerd en gelouterd. De tijden van de wederoprichting (=herstel) van alle dingen zijn dan aangebroken (Hand.3:21). "Ter voorbereiding van de volheid der tijden wordt dan al wat in de hemel en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samengevat" (Ef.1:10). Dan wordt alles harmonieus "één Heer, één geloof, één hoop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen" (Ef.4:6). Dan zal "zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heer, voor Mij alle knie zich buigen en alle tong Mij loven" (Rom.14:11). dáártoe dient "de tweede dood".

DE EEUWEN

Tenslotte een verduidelijking van de begrippen "eeuw" (aioon) en "eeuwig" (aionisch), die we steeds zonder enig commentaar hebben gebruikt.

Met het vertalen van het Griekse woord aioon (eeuw) is men zeer inconsequent te werk gegaan. Vaak werd het vertaald door eeuw (en dat was juist). Nog vaker werd het foutief vertaald door bijvoorbeeld wereld (bv. in Gal.1:4). Of, in zeer veel gevallen, door eeuwigheid. Het gevolg daarvan is, dat de hedendaagse bijbellezer zich nog nauwelijks kan voorstellen, wat de bijbel bedoelt met aionen (eeuwen) en aionisch (eeuws).

Dat de statenvertalers zo'n willekeurige vertaling konden afleveren, is volgens professor Grosheide te wijten aan het feit, dat ze gebonden waren aan de toen heersende theologische standpunten. Uit zijn boekje "De Statenvertaling" blijkt, dat de vertalers (allemaal calvinistische theologen) in bepaalde gevallen een objectieve vertaling moesten vermijden en aan een toen gangbare interpretatie de voorkeur moesten geven. Onze vraag is dus: wat is de oorspronkelijke betekenis van het bijbelse woord aioon (eeuw)?

In het Nederlands kan men het woord eeuw op twee wijzen gebruiken. Ten eerste is een eeuw een periode van precies honderd jaar. Ten tweede gebruiken we het woord om een tijdperk aan te duiden, zoals bijvoorbeeld onze gouden eeuw. Zo'n tijdperk kan korter of veel langer dan honderd jaar zijn.

In het Grieks duidt aioon op een tijd, die niet persé honderd jaar hoeft te duren. Net als de gouden eeuw is een aioon een era, met een begin en een eind. Bijbelse aionen zijn tijdperken. Zo is er sprake van de "eeuw van de wet", de "eeuw van genade", de "tegenwoordige aioon" (Gal.1:4), "deze eeuw" (2Cor.4:4, Titus 2:12-13), de "komende aioon" van het koninkrijk Gods op aarde (Luc.11:12, 18:30, Ef.1:21, Heb.6:5).

Er is ook sprake van "de aioon der aionen", waarin de overweldigende rijkdom van Gods genade zal worden geopenbaard (Ef.2:7). In de aioon der aionen betekent uiteraard: in de allerheerlijkste "eeuw" (vgl Heer der heren, knecht der knechten, heilige der heiligen, ed.). Het betekent niet: tot in alle eeuwigheden, zoals bijna overal foutief is vertaald (zie bv. Op.1:6, 18, 4:9, 10, 5:13, 7:12, 10:6, 11:15, 14:11, 15:7, 19:3, 20:10 en 22:5).

Er zijn dus aionen, eeuwen, tijden, tijdperken. God heeft "de eeuwen gemaakt" (Heb.1:2, letterlijk vertaald). Hij heeft er een plan mee. Dat is Zijn "voornemen der eeuwen" (Ef.3:11). De aionen hebben allemaal een begin en een einddoel, een voleinding. En als Gods "eeuwig voornemen" ten uitvoer is gebracht, breekt "de volheid der tijden aan, waarin alles wat in de hemelen en op de aarde is onder Christus wordt samengevat" (Ef.1:10). Dan is alles "nieuw"! Ja, alles, alles wordt "nieuw!"

EEUWIG (AIONISCH, EEUWS)

Het bijvoeglijk naamwoord van het woord aioon is aioonios. Dit is meestal vertaald door eeuwig. Beter is het om te spreken van aionisch, eeuws. Het betekent: op een eeuw betrekking hebbend.

Het komt op talloze plaatsen in de bijbel voor: eeuwig leven (Mat.19:16), eeuwige straf (Mat.25:46), eeuwig vuur (Judas 7), eeuwig oordeel (Heb.6:2), eeuwige tenten (Luc.9:16), eeuwige tijden (Rom.16:25), eeuwig verderf (2Thes.1:9), eeuwige troost (2Thes.2:16), eeuwige kracht (1Tim.6:16), eeuwig heil (Heb.5:9), eeuwige verlossing (Heb.9:12), eeuwige erfenis (Heb.9:15), eeuwige heerlijkheid (1Pet.5:10), eeuwig Koninkrijk (2Pet.1:11), eeuwig evangelie (Op.14:6), enz.

Nogmaals: in al deze teksten betekent het woord aioonios niet eeuwig in de zin van altoosdurend, maar eeuws, tot een aioon horend, tijdgebonden, met een begin en een voleinding (=einddoel).

Op aarde werkt God met de mens in tijden, aionen, era's. Daarin leidt Hij van vergankelijkheid tot onvergankelijkheid, van dood tot Leven, van oud naar nieuw, van aards naar hemels. En als de volheid der tijden aanbreekt, levert Christus een volmaakt universum aan de Vader over. Dan "zal er geen nacht meer zijn en hebben ze geen licht van een lamp of licht van de zon nodig, want God zal hen verlichten" (Op.22:5).

Geen dag of nacht meer, dus ook geen tijd meer. Alles wat met tijd te maken heeft gehad is dan voorbij: pijn, strijd, tranen, oordeel, dood, enz. Al alle eerste dingen zijn dan voorbij (Op.21:4). Alles wat heeft behoord tot de "eeuwen" heeft dan aan zijn doel beantwoord. Alles is dan volmaakt geworden in de kosmos (Col.1:20). Alle dingen zijn dan weer gericht (=rechtgezet) en opgericht (Hand.3:21). Tot Hem, God de Vader, zijn dan alle dingen (Rom.11:36).

Alle doden die het Leven niet ten volle kenden, groot en klein, zullen worden opgewekt in de opstanding ten oordeel (Joh.5:29, Op.20:12). Ieder zal rechtvaardig worden gericht "in de poel van het vuur van de tweede dood". Daar wordt men niet oneindig verdoemd. Daar vindt een loutering plaats, met een begin en met een eind! Halleluja! Geen altijddurende verdoemenis! O, wat is de Vader groot en liefdevol!

Ja, God is liefde. Hij is grootmachtig en heeft alles in de hand. Hij verlaat niet wat Zijn hand begon. In het begin schiep Hij hemel en aarde, met allerlei levende wezens en Adam als kroon van Zijn schepping. En wat is daarvan de voleinding? "Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (2Pet.3:13, NBG).

"Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, neerdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen, Hij zal bij hen wonen en ze zullen Zijn volken zijn. God Zelf zal bij hen zijn en Hij zal alle tranen van hun ogen afwassen. De dood zal niet meer zijn, noch rouw of geklaag, noch moeite, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan" (Op.21:1-4).

"Want Ik heb gezworen bij Mijzelf, waarheid is uit Mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren" (Jes.45:23).

De statenvertalers hebben deze tekst als volgt vertaald: "Ik heb gezworen bij Mij zelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijnen mond gegaan en het zal niet wederkeren: dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle tong Mij zal zweren".

En als aantekening schreven ze erbij: "Dat is: alle natiën zullen God kennen en belijden. Ze zullen God eren en belijden als men in het gericht oprecht bij Zijn naam zweert".

"Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid in de "aioon der aionen" (Rom.11:36).