Home page

Blij
met Gods oordelen

"De Heer is Koning.
Laat het veld zich verblijden
en de bomen van het woud jubelen voor de Heer,
want Hij komt om de aarde te richten.
Loof de Heer, want Hij is goed,
Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid."
(1Kron.16:31-34)

"Van ganser harte
verlang ik naar U in de nacht,
want wanneer uw gerichten op de aarde zijn,
leren de bewoners ervan gerechtigheid."
(Jes.26:9)

INLEIDING

De bijbel spreekt over verschillende oordelen. Sommige zijn al voltrokken, andere zijn nog gaande, weer andere moeten nog komen. Je kunt nooit spreken over het oordeel. Er zijn er over "Babel" en "Egypte", over ongelovigen en gelovigen, over dienstknechten van God, over Zijn "huis", over de volkeren (1Petr.4:17, Micha 4:3). Elk oordeel vindt plaats op een door God bepaalde tijd en met een doel dat past in Zijn plan. En wat is Zijn plan? Het is "de wederoprichting (=het herstel) van alle dingen waarvan Hij gesproken heeft door Zijn heilige profeten, van oudsher" (Hand.3:21).

GODS OORDELEN IN HET OUDE TESTAMENT

Eerst iets over het woord oordeel in het Hebreeuws. Het is mishpat: een gerechtelijke uitspraak. Een rechter doet, na alle feiten en omstandigheden te hebben gewogen, zijn mishpat, zijn uitspraak. Zo oordeelt God in het oude testament, als Rechter, die door Zijn wet zonde doet kennen (vgl. Rom.3:20). Dan is Zijn uitspraak: "Schuldig". En ...... Hij geeft daar als liefdevolle Vader ook altijd een belofte van herstel bij.

Het begon al in het paradijs. De uit "Adam" (=zoon van God, Luc.3:38) genomen "Eva" (=het zielse) "luisterde" naar de "slang", gaf toe aan "zielse" begeerten en zondigde. Adam liet zich niet verleiden (1 Tim.2:14). Hij nam de zonde van "de vrouw" aan (Gen.3:6b). Toen deed God uitspraak: "Schuldig" (Gen.2:17). En meteen beloofde Hij herstel: er zou een "zaad" uit de "vrouw" komen, dat de "slang" zou overwinnen (Gen.3:14-15, Op.12:1-12).

In de dagen van Noach was alles wat het menselijke hart voortbracht slecht (Gen.6:5-7). Schuldig! Er kwam een zondvloed, wéér met een positieve belofte. God zei: "Als Ik de regenboog (=Christus) in "de wolken" (in de Zijnen) zal zien, dan zal Ik Mijn verbond gedenken tot heil van "alle levende wezens van alle vlees op aarde" (Gen.9:14-17).

Ook kon een oordeel over de zonde van Sodom en Gomorra niet uitblijven (Gen.18:21-33). "Schuldig"! De steden werden volledig verwoest en verzwolgen in de "Dode Zee" (Gen.19, Judas 7). Maar wéér gaf God een belofte over het hoe lang: "totdat de beek uit Gods huis ook zal stromen naar de oostelijke landstreek en in de zee zal worden uitgestort. Overal waar de beek komt, zal alles leven" (Ez.47:8-9). Die oostelijke zee is de Dode Zee, waar Sodom en Gomorra verdwenen in de diepte. Alles zal er herleven. Zelfs die zee zal de doden die in haar zijn moeten teruggeven (vgl. Op.20:13).

En het volk Israël? Als het God gehoorzaamde, betekende dat voorspoed (Deut.30:15,19,20). Maar ging het haar eigen weg, dan moest Hij ook in haar midden gerichten voltrekken (Ez.5:8, Jes.26:9).

Trouwens, tegen alle volken van de aarde heeft God gerichten (bv.Jer.25:17-31). Ook die dienen een positief doel. Alle volkeren moeten weten, dat ze schuldig zijn en ook zij moeten in Gods gerichten (=rechtzettingen) gerechtigheid leren (Jes.26:9-10). Het is Gods plan, dat alle volkeren zullen opgaan naar "een nieuwe paradijs", naar "het hemelse Jeruzalem", om er allemaal genezen te worden door de "bladeren" (=waarheden) van het geboomte des levens (Op.21:3,22:2).

GODS OORDELEN IN HET NIEUWE TESTAMENT

Het woord "oordeel" is in het Grieks krisis, dat scheiding betekent. In het nieuwe testament wordt zonde niet alleen door Gods wet kenbaar gemaakt, maar ook vergeven, door het Lam Gods gedragen, weggenomen (Joh.1:29, Jes.53:4-5). Wie dàt aanvaardt, gaat daarna door een krisis, door een "oordeel", door een scheiding van "slecht en goed", van "gebonden zijn en vrij zijn", van "vlees en geest", van "oud en nieuw", enz. Dat gebeurt als in een "vuur", dat "onzuiverheden" scheidt van "edelmetaal" (Zach.13:9, 1Pet.4:12). Johannes de Doper zegt, dat wij niet alleen gedoopt zullen worden met de heilige Geest (om kracht te ontvangen), maar ook met "vuur" (om gelouterd te worden, geheiligd). Met Zijn "vuur" gaat de Heer in ons "oordelen" (=scheiden), "verlossen" (=losmaken, vrijmaken), "richten" (=rechtzetten, corrigeren). Petrus zegt, dat die krisis begint bij "het huis van God" (1Pet.4:17). Die vuurgloed zouden we dus niet vreemd moeten vinden (1Pet.4:12).

Wat zou het heerlijk zijn, als wij 's zagen, hoe positief Gods oordelen zijn. Dan kun je naar Zijn gerichten van ganser harte gaan verlangen, want zodra wij ze ervaren, leren we gerechtigheid (Jes.26:8-9). Dan vragen we: "Toets mij Heer, en beproef me maar, keur mijn nieren en mijn hart" (Ps.26:2). "Doorgrond mij en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie maar of er bij mij een heilloze weg is en leid mij op de eeuwige weg" (Ps.139:23-24). Verlangen we naar die krisis, naar dat oordeel? Willen we worden weggeleid van heilloze wegen en de smalle weg bewandelen van het "niet mijn wil, maar de Uwe"?

Als het antwoord ja is, kunnen we intens blij zijn en zeggen: "Heer, kom in mijn hart. Overtuig mij van zonde en gerechtigheid. Oordeel mij". Dan zullen we jubelen voor de Heer, want dan komt Hij in ons om de aarde (=onze aardse mens) te richten" (=recht te zetten, Ps.96:10-13, 1Kron.16:31-34). Verblijdt u als de Heer tot u komt om u recht te zetten. Het is een blijk van Zijn goedheid. Zo brengt Hij in ons een keerpunt ten goede tot stand, van zonde tot gerechtigheid, van kronkelwegen tot rechte sporen, van "oud" naar "nieuw", van dood tot leven.

De Heer oordeelt dus vanuit liefde, vanuit genade, vanuit "de geest van wijsheid en inzicht, vanuit de geest van kracht en goed beleid" (Jes.11:2). Hij zet recht in billijkheid, de sterken en de zwakken, de rijken en de armen, de kleinen en de groten, opdat "de aarde" vol zal worden van het kennen van de Heer (Jes.11:9).

GOD OORDEELT ZIJN VOLK

We weten nu, waartoe Gods liefdevolle oordelen dienen. Hij oordeelt om alle mensen te verlossen, om alle dingen "nieuw" te maken, opdat uiteindelijk elke knie voor Hem zal buigen en elke tong zal belijden, dat Hij Heer is. Dat is Zijn plan, dat Hij Zich had voorgenomen eer de wereld was. Eigenlijk is hiermee alles gezegd over het waarom van Gods oordelen. Maar om het één en ander te verduidelijken zullen we over bepaalde aspecten ervan iets dieper ingaan.

Dus ..... wanneer begint in ons Gods oordeel, de krisis, het scheidingsproces? Zodra wij erkennen, dat de Heer Jezus, "die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde (=tot zondoffer) is gemaakt, opdat we zouden worden gerechtigheid Gods in Hem" (2Cor.5:21, 1Pet.2:24)). Als we dat van harte geloven, dan reinigt Zijn bloed ons van alle zonden en neemt de Vader ons aan als Zijn kind (Grieks: teknon).

Maar dan. Dan wil Hij dat Zijn kinderen ook zullen groeien tot geestelijke volwassenen. Hij wil elk van Zijn kinderen brengen tot de status van zoonschap (Grieks: huios, Gal.3:26, Ef.4:13, Op.14:1-4). Hij laat hen door een diepgaand proces gaan, waarin Hij al het zielse begeren en alle overleggingen van het menselijke hart kan scheiden van wat Hij wil en wat Hem welgevallig is (Heb.4:12, Rom.12:2).

Zo worden kinderen van God "geoordeeld", gericht, gecorrigeerd, getuchtigd en opgetrokken om Zijn zonen te worden (1Cor.11:32). "Tuchtigen" komt van het oud Nederlandse woord tijgen, dat optrekken betekent. Wie die "tuchtiging" doorstaat, neemt Hij aan als zoon, als erfgenaam, als medeërfgenaam van Christus (Rom.8:17-19).

Er is ook een oordeel over van het werk van Zijn dienstknechten. Het gaat dan niet om redding van zonden, ook niet om het erfdeelbeheer als zoon, maar om beloning voor gedane arbeid. "De Zoon des mensen zal komen in de luister van Zijn Vader en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden" (Mat.16:27).

Hoe ligt die verhouding eigenlijk tussen zoon en knecht? Jezus zegt, dat "de Zoon des mensen niet is gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen" (Mat.20:28). Jezus was Zoon van de Vader en dienaar voor de mensen. De Vader zei niet alleen: "Deze is Mijn Zoon, in wie Ik Mijn welbehagen heb" (Mat.3:17). Maar ook "Zie, Mijn knecht, in wie Ik een welbehagen heb" (Jes.42:1, Mat.12:15-21). De Zoon was ook knecht, de lijdende knecht van God. Hij krijgt daarvoor dan ook Zijn loon (Jes.40:10, 62:11, Op.22:12).

Trouwens, ieder die voor God werkt, wordt geoordeeld. Bij alle werkers moet blijken, hoe ze hebben gebouwd op Christus als fundament, met goud, zilver en edelgesteente, of met hout, hooi en stro (1Cor.3:11). "Ieders werk zal aan het licht komen, omdat "Zijn dag" met (louterend) vuur verschijnt. Hoe ieders werk is zal het vuur uitmaken. Als het standhoudt, zal hij loon ontvangen, maar als het verbrandt, zal hij schade lijden" (1Cor.3:12-15).

Sommigen werken dus met hout, hooi of stro op een fundament van kostbaar edelgesteente (Op.21:19-21). Het bouwwerk is dan heel anders van aard dan het fundament. Want waar duidt "hout, hooi, en stro" op? Niet op zonden als bedriegen, stelen, overspel enzo. Het is het zogenaamde goede christelijke werk, dat in Gods naam wordt gedaan met vleselijke middelen. Met grote menselijke inspanning moet dat kerkelijke systeem in stand worden gehouden. God werkt er niet aan mee. En "als de Heer het huis niet bouwt, dan zwoegen de bouwlieden er tevergeefs aan" (Ps.127:1).

Je kunt ook bouwen met goud, zilver en kostbaar gesteente, symbolen van wat in geloof gedaan wordt in gemeenschap met Christus en overeenkomstig Zijn wil. Daarvoor ontvangen we loon (1Cor.3:14). Zulk werk houdt stand in elk oordeel. Edelstenen zijn vuurbestendig. Goud en zilver dat door het vuur is gegaan, is zuiver, puur. Zo wordt het werk van knechten gelouterd, ook door vuur.

En weet u wat zo liefdevol is? "Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, maar hij zelf zal gered worden" (1Cor.3:15a). Als iemand lang "aards", maar oprecht bezig is geweest, dan zal wat hij voor God heeft gedaan in rook moeten opgaan. Maar hij zelf zal gered worden! Dan wordt hij gered, maar als door een vuur heen, dat zuivert van alle vleselijke zielsheid (1Cor.3:15b). Dat is het doel van het oordeel over knechten: "Hij zal hen louteren als goud en als zilver, opdat ze de Heer in gerechtigheid offer brengen" (Mal.3:3). Laat dat maar toe in uw leven, nu!

GOD OORDEELT DE VOLKEN

God heeft niet alleen liefdevolle bedoelingen met Zijn eigen volk, maar met alle volken. Al aan Abram deed Hij de belofte, dat met zijn zaad alle volken van de aarde gezegend zouden worden (Gen.22:18).

We lezen ook, dat Hij "het hele menselijke geslacht heeft gemaakt om op de aarde te wonen en dat Hij de hun toegemeten tijden en grenzen van hun woonplaatsen heeft bepaald, opdat ze Hem zouden zoeken" (Hand.17:26-27). We moeten God geloven, dat eens alle volken met Abrahams zaad gezegend zullen worden. Eens zullen ze allemaal de Heer zoeken. Niet één volk, Israël. Ook niet één geestelijk volk, de Gemeente. Alle volken! David zong daar al van: "God zij ons genadig en zegene ons. Hij doe Zijn aanschijn bij ons lichten, opdat men op aarde Uw weg kenne, onder alle volken Uw heil" (Ps.67:1-4, 72:11). Dat is duidelijk!

Het is ook duidelijk, dat alle groten der aarde zich nog niet voor Hem buigen. Er is niet één volk, dat de Heer dient. Maar die dag zal zeker komen. "Alle volken, die U gemaakt hebt, zullen komen en zich voor U neerbuigen en Uw naam eren, want U bent groot en doet wonderen, U alleen" (Ps.86:9-10). "Alle einden van de aarde zullen zich tot de Heer bekeren; alle geslachten van de volken zullen zich neerbuigen voor Uw aangezicht. Want het koningschap is van de Heer, Hij is heerser over de volken" (Ps.22:28-29). "Voor de Heer zal alle knie zich buigen en alle tong zal God loven" (Rom.14:11). Dat heeft Hij bij Zich Zelf gezworen en dat zal nooit worden herroepen (Jes.45:23).

In deze context zien we pas goed, hoe groots Jezus' opdracht was. Hij kwam niet om enkelen te redden. De Vader zond Hem als Heiland van de wereld, opdat "Gods heerlijkheid de hele aarde zou vervullen" (1Joh.4:14, Ps.72:17-19). Dat is een heerlijkheid die maar enkelingen zagen, toen Hij als Jezus van Nazareth onder de mensen leefde (Joh.1:14).

Maar .... als Hij met de Zijnen zal verschijnen, zal Hij aan alle mensen Zijn heerlijkheid openbaren (Col.3:4). Dan doen de Zoon en de zonen "vele volken opspringen, want wat hun niet verteld was, zullen ze zien en wat ze niet gehoord hadden, zullen ze vernemen" (Jes.52:15). "Ja, Ik kom in uw midden wonen en vele volken zullen te dien dage gemeenschap zoeken met de Heer en ze zullen Mij tot een volk zijn en Ik zal in uw midden wonen" (Zach.2:10-11, vgl. Op.21:3).

Waar dat zal zijn, lezen we aan het eind van de bijbel: in "het hemelse Jeruzalem". Het is de stad van de grote Koning (Ps.48:2, Mat.5:35). Dat is een door God gemaakt geestelijk bouwwerk van levende stenen, gegrond op Christus de Rots. God woont in die "stad", of anders gezegd, in dit "lichaam" (van Christus), in dit "volk" (voor Zijn naam). Vanuit haar wordt geregeerd in gerechtigheid en overal waar ze neerdaalt wordt de aarde "nieuw". Zij is het middel, waardoor Hij Zijn luister zal laten zien aan alle volken. Want er staat, dat het nieuwe Jeruzalem wordt verlicht door de heerlijkheid van God. Bij dat licht zullen de volkeren wandelen. Niets vervloekts zal er meer zijn (Op.21:23-27, 22:3). En de bladeren van het geboomte des levens zullen zijn tot genezing van de volkeren, voor ieder mens (Op.22:2).

Wat een heil en wat een bevrijding! Als de Zoon en de zonen Gods verschijnen, zullen ze "de hele schepping brengen tot de vrijheid van de heerlijkheid van Gods kinderen" (Rom.8:19-21). "Te dien tijde zal men Jeruzalem de troon van de Heer noemen. En alle volken zullen zich dáár verzamelen in geest en waarheid. Ze zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun boos hart (Jer.3:17). Ze zullen zich allemaal voor de Heer neerbuigen en Hem van harte loven (Rom.14:11).

GOD OORDEELT EERST EERSTELINGEN

God kiest in elke tijd eerstelingen uit. Hij koos Abraham om een zegen te zijn voor alle volken (Gen.22:18). Hij heiligde Israël als eerstelingenvolk en het zou zich er altijd op beroemen een uitverkoren volk te zijn, maar helaas vergat het steeds, waartoe het was uitverkoren. Vaak verliet het zelfs de Heer om overspelig andere goden achterna te lopen (zie o.a. Ez.16:1-47, Hos.9:1).

Sinds de uitstorting van Gods Geest vormt God Zich opnieuw een uitverkoren groep, het Lichaam van Christus. Het is de ware ekklesia (=uitgeroepenen) uit Israëlieten en niet-Israëlieten. Zij zullen nu deze blijde boodschap van genade brengen: er is redding, verlossing, gerechtigheid, wijsheid, leven en overvloed in Christus (Joh.10:10, 1Cor.1:30). Maar hoe komt dat tot stand voor de gehele schepping (Rom.8:19-21)?

Jezus koopt met Zijn bloed voor God uit elke stam en taal en natie een koninklijk priestervolk voor Zijn naam (Op.5:9-10). Het gaat Hem nog niet om de volken, maar om één overwinnaarsvolk. Eerst moet uit de Gemeente dat mannelijke volk voortkomen (Op.12:4), Dat is een eerstelingenvolk, dat deel krijgt aan de goddelijke natuur en opgroeit tot de mannelijke rijpheid van Christus (2Pet.1:4, Rom.8:19).

"Daarna zal Ik weerkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, opdat het overige deel van de mensen én alle heidenen (Grieks: volken) de Heer zullen zoeken" (Hand.15:14-18).

Alle anderen, die Hij niet als eersteling riep, zullen de Heer zoeken en opgaan naar het ware Jeruzalem (Jes.60:3, Micha 4:2, Dan.2:44, 21:26). Daar worden alle volken gegeven aan "koningen", die hen dan verder zullen leiden (Op.2:26-27). Waar we ons dat moeten voorstellen? In het eeuwige Jeruzalem, dat neerdalende is uit de hemel, van God (Op.21:2). Dat is het hemelse koninkrijk Gods dat komende is op de aarde (Mat.6:10). Of anders gezegd: dat is het nieuwe paradijs op aarde (Op.2:7).

OORDEEL EN GENADE

God vormt Zich dus al "eeuwen" (=aionen) lang een "zoon, een mannelijk wezen". Het zijn de overwinnaars, geloofshelden van toen en nu (Hebr.11). Ze blijken in alles trouw te zijn, ook in het vuur van de beproeving (vgl.Mal.3:3, 1Pet.4:12). Ze zullen met Christus als koningen heersen vanuit een "stad", die God dan zal stellen tot een licht voor de volken, om Zijn heil overal te laten schijnen (Jes.42:6, 49:6, Hand.13:47). De taak van die zonen Gods is tweeledig: verlossing brengen (Rom.8:19-21). En ten tweede alles richten, alles recht maken wat krom is (Mat.19:28). "Verlossers zullen de berg Sion (=de macht van de Geest) bestijgen om het gebergte van Esau (=de macht van al het vleselijke) te richten" (Ob.1:21). Alles wordt door hen rechtgezet met goddelijk gezag en priesterlijke bewogenheid.

Ons is altijd geleerd, dat Gods oordelen straf en verdoemenis inhielden. Maar door de Geest der waarheid zijn we gaan zien, dat ze corrigerend zijn en gerechtigheid op aarde brengen. Hij brengt "goedertierenheid, recht (Hebr. oordeel) en gerechtigheid op aarde" (Jer.9:24). "Hij heeft gerechtigheid en recht (oordeel) lief, opdat de aarde vol zij van de goedertierenheid van de Heer" (Ps.33:5, zie ook Ps.89:14). Daarom "zingt David van goedertierenheid en recht" (oordeel, Ps.101:1). Oordeel en genade gaan dus samen. Gods oordeel "slecht elke berg en heuvel", Gods genade "verhoogt elk dal". We zullen daarvan enkele markante voorbeelden geven.

Eerst Gods oordeel over Sodom en Gomorra: weggevaagd, vanwege haar "trots, overdaad, zorgeloze rust, verwatenheid en het bedrijven van gruwelen voor het aangezicht van de Heer" (Ez.16:49-50). Maar nu Gods genade. "Ik zal een keer brengen in het lot van Sodom" (Ez.16:53). "Zij en haar dochters zullen terugkeren tot haar vorige staat" (Ez.16:55).

Schrik nu niet! nòg erger dan Sodom was Jeruzalem in de tijd van de grote profeten (Ez.16:46-48). nòg trotser, nòg gemakzuchtiger, nòg egocentrischer, méér gruwelen bedrijvend (Ez.16:51). En ook over haar kwam Gods oordeel, zeventig jaar lang, in Babel. En ook hóór beloofde Hij genade: "Ik zal Mijn verbond met u uit de dagen van uw jeugd gedenken en een eeuwig verbond met u oprichten. Dan zult u terugdenken aan uw gedrag en u schamen, wanneer u zowel uw grote zus (=Samaria) als uw kleine zusters (=Sodom en Gomorra) zult ontvangen, die Ik u tot dochters geven zal. Ik zal Mijn verbond met u oprichten; en u zult weten, dat Ik de Heer ben" (Ez.16:60-62). Wat een genadige God! De hemelstad van de grote Koning zal Samaria, Sodom, Gomorra, enz. enz. enz. ontvangen, als ze Hem zoeken en opgaan naar het nieuwe Jeruzalem (Jes.60:3, Micha 4:2. Op.2:7, Dan.2:44, 21:26). In haar zullen ook zij genezen worden (Op.22:2).

Ook in Jezus' dagen waren Jeruzalems trotse zonden groter dan die van Sodom: "Wij hebben Abraham tot vader" (Mat.3:9). "Wij weten de weg, want wij kennen de wet" (Mat.23:15-24). "Wij zijn rein" (Mat.23:27-28). "Wij hebben de profeten" (Mat.23:29-33). Johannes de Doper? "Die heeft een boze geest" (Mat.11:18). Jezus van Nazareth? "Een vraatzuchtig mens en een wijnzuiper, een vriend van tollenaars en zondaars" (Mat.11:19).

Daarom zei Jezus van "die grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, waar de Heer gekruisigd werd" (Op.11:8): "Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en je hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten" (Mat.23:37-38). "Er zal hier geen steen op de andere gelaten worden" (Mat.24:2). Oordeel! Maar ook hier zou oordeel samengaan met genade. "Ik zeg u ook, dat u Mij van nu aan niet meer zult zien, totdat je zegt: Gezegend Hij die komt in de naam van Jahweh!" (Mat.23:37-39).

Ook zei Jezus van steden als Kapernaüm (=dorp van de Trooster), Chorazin en Bethsaïda: "Als in Sodom de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, het zou gebleven zijn tot de dag van heden. Zij zouden zich in zak en as bekeerd hebben. Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom draaglijker zijn in de dag van het oordeel dan voor u" (Mat.11:21-24). Waarom? Natuurlijk waren de inwoners van Sodom zondaren, net als ieder ander (Rom.3:10). Maar Jeruzalem, Kapernaüm, Chorazin en Bethsaïda waren erger (Mat.10:14-15). Zij zondigden tegen het Licht! Ze verwierpen Jezus en met Hem ook de Vader die Hem gezonden had (Luc.10:16). Hun oordeel zou dan ook veel pijnlijker zijn.

Er zijn nog veel meer voorbeelden te noemen, waarbij oordeel en genade samengaan, tenminste, als het gaat om mensen, volken. Want over traditionele denkpatronen, vleselijke godsdienstige systemen en structuren is Gods oordeel genadeloos. Het gaat Hem om de mensen. Let maar op het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden zij en hen: "Zo zal de Heer Egypte geducht slaan en genezen en zij zullen zich tot de Heer bekeren en Hij zal Zich door hen laten verbidden en hen genezen" (Jes.19:22).

"Hij zal Assur te gronde richten en Nineve (de hoofdstad ervan) tot een wildernis maken, dor als een woestijn" (Zef.2:13-15), maar "te dien dage zal Assur (de mensen) de Heer dienen" (Jes.19:23). Het daarop volgende gedeelte is nauwelijks te geloven: "Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden van de aarde, omdat de Heer het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij Mijn volk Egypte en het werk van Mijn handen Assur, en Mijn erfdeel Israël" (Jes.19:24-25).

Ook "Moab zal aan Sodom gelijk worden en de Ammon aan Gomorra" (Zef.2:9). Maar toch "zal Ik in het lot van Moab en Ammon een keer brengen in het laatst der dagen, luidt het woord van de Heer" (Jer.48:47, 49:6). Want wat gaat God doen? "Hij zal op deze berg (=in het koninkrijk Gods) de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert (=Hij zal de geestelijke verblinding weghalen). Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen en de tranen van alle gezichten afwissen. En men zal te dien dage zeggen: Hij is onze God van wie we hoopten, dat Hij ons zou verlossen. Hij is de Heer op wie we hoopten. Laten we juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft" (Jes.25:7-9).

DE OORDEELSDAG

De Atheners hadden gehoord, dat Paulus "vreemde dingen ten gehore bracht" en daar wilden ze meer van weten (Hand.17:20-21). Paulus zei toen, dat er een "dag" zou komen, waarop de aarde rechtvaardig geoordeeld zal worden door een man, die God daartoe heeft aangewezen, omdat alle mensen overal tot bekering moeten komen (Hand.17:30-31). De Atheners snapten er niets van. En wij?

Eerst het begrip dag die God heeft vastgesteld. Dat is hier natuurlijk veel ruimer bedoeld dan één etmaal van 24 uur. Er is de dag van beproeving in de woestijn (=40 jaar, Hebr.3:8-9). Er staat, dat het "nu de dag van het heil is" (=al 2000 jaar, 2Cor.6:2). Zo is er ook "de dag van Christus", "Zijn dag" (Fil.1:6,10, 2:16, Luc.17:24). Daarop verschijnt Hij als Koning der koningen en als Heer der Heren, om de levenden en de doden te "oordelen" (1Tim.6:15, 2Tim.4:1).

We weten, dat de "man" die God heeft aangewezen om de aarde te richten, opdat alle mensen tot bekering komen, de Christus is. Die "man" is Jezus het Hoofd en Zijn lichaam. "Ik zag tronen en zij zetten zich daarop en het oordeel werd hun gegeven en ze heersten als koningen met Christus, duizend jaar lang" (Op.20:4). Zij zullen oordelen in gerechtigheid, recht spreken, alles rechtzetten, op een dag als van "duizend" jaar (vgl. 2Pet.3:8).

Vlak daarvoor lezen we, dat satan wordt gebonden voor "duizend" jaar, "opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden" (Op.20:3). In de bijbel volgt er na "zes" millennia van zonde, verdriet, ellende, pijn, oorlog, onderdrukking en dood, een "zevende" dag van herstel en bevrijding voor iedereen. Zes is het getal van de mens, zeven van volheid van God. Eeuwen lang zijn de volken geregeerd door zondige, onrechtvaardige heersers die van God niets wisten of begrepen (Ps.82:2,5). Op de "zevende dag" gaat de volheid van Christus regeren. Op die "dag" wordt er door Jezus en de Zijnen gericht met hemelse wijsheid, goddelijke kracht en gezag.

Daniël had dat eerder al gezien: de Vader "verschafte recht" (Aramees: gaf het oordeel) aan de heiligen en zij ontvingen het koningschap (Dan.7:21-22). Dat koninklijk oordelen wordt aan de heiligen gegeven (1Cor.6:2-3), aan de "144.000" losgekochten van de aarde, die met het Lam staan op Sion (Op.14:1-7). Kunt u zich voorstellen, wat er op die "dag" gaat gebeuren, als de volken gericht en geregeerd gaan worden door Jezus Christus en de Zijnen? Zullen zij het verschil tussen arm en rijk nòg groter maken en nòg veiligere verdedigingssystemen, betere raketten en effectievere bommen uitvinden?

Welnee. De zonen Gods zijn het lichaam van Christus (=de gezalfde). God heeft hen met Zijn Geest en kracht gezalfd, om goed te doen en allen te genezen die door de duivel overweldigd zijn (vgl.Hand.10:38). Ze zullen niemand uitsluiten of afschrijven. Alles zal zijn gericht op het welzijn van allen. Ze zullen "richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre landen. Dan zullen ze hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen en ze zullen de oorlog niet meer leren" (Micha 4:3).

Alle volken worden dus genezen (Op.22:2). Maar alle wereldse en godsdienstige systemen en structuren (stocheia, NBG: elementen) zullen wegsmelten (2Petr.3:10). Op de dag van de Heer zullen de stocheia allemaal door vuur weggaan. Alle werken die op de "aarde" verricht zijn, zullen worden "gevonden" (=ontdekt, ontmaskerd, 2Pet.3:10). En alle mensen zullen worden gered!

OORDELEN IS BEVRIJDEN

In het boek Richteren zien we, dat richters ook bevrijders waren. "Toen (in de narigheid) riepen de Israëlieten tot de Heer en Hij verwekte hun een verlosser om hen te bevrijden" (Richt.3:9-11). "Telkens wanneer de Heer hun een richter verwekte, was Hij met de richter en verloste hen uit de macht van hun vijanden, zolang die richter leefde" (Richt.2:16, 18). Nu wekt God richters op, rechtzetters, om de wereld te richten in gerechtigheid en de volken in rechtmatigheid en om de hele schepping te bevrijden((Ps.98:9, Rom.8:19).

De richters van nu zijn zij die overwinnen. Ze zijn met Jezus op de "troon" (Op.3:21). Het vermogen om te oordelen en recht te zetten is hun van God gegeven (Op.20:4). Ze krijgen macht over natiën en gaan die leiden (Op.2:26-27). Ze gaan hen hoeden als met een ijzeren staf (=met gezag), met de roede van Zijn mond (=Woord) en met de adem (=Geest) van Zijn lippen. Dan kunnen wolf en schaap, zuigeling en adder weer samen zijn zonder dat er kwaad geschiedt. Zo zal de hele aarde vol worden van het kennen van de Heer (Jes.11:2-9). Wat een verlossing en bevrijding komt er dan tot stand als zij in de naam van God alles en iedereen gaan "oordelen"!

Nu nog even een vraag. Wat voor verlossing verwachten wij als Hij komt? Zijn onze verwachtingen wel overeenkomstig het levende Woord? Zijn de ogen van ons hart door Gods Geest verlicht, zodat we weten, welke hoop zijn roeping wekt? (Ef.1:18).

Of zijn wij ook als Israël in de dagen van Jezus? Men zag toen hoopvol uit naar de komst van de Messias, die zou verlossen uit de hand van hun vijanden (Luc.1:74-75). Maar toen Hij kwam, verstond hun onbesneden hart en hun verduisterd verstand niet, dat Hij was gezonden als Lam Gods om te verlossen van zonde (Joh.1:29). Men vond, dat Israël moest verlost worden van Rome! Weg met haar legioenen en belastinginners! Maar een enkeling herkende het waarom van Zijn komst, zoals Simeon, die zei: "Laat nu, Heer, Uw dienstknecht maar gaan in vrede, want mijn ogen hebben Uw heil gezien, dat U bereid hebt voor alle volken: licht tot openbaring voor de heidenen (Grieks: volkeren, dus ook voor de Romeinen) en heerlijkheid voor Uw volk Israël" (Luc.2:29-32).

Eigenlijk was het net als in de tijd van de richteren. Israël schreeuwde om verlossing van de Romeinse bezetter, zoals men dat toen deed om verlossing van de Moabieten, Ammonieten, Midianieten of Filistijnen. Maar wat het meest nodig was, was de verlossing van zichzelf. Nooit heeft Israël als één man tot God geroepen, om verlost te worden van hun hopeloos weerbarstige, zondige en weerspannige ik (Jer.5:23, Mat.15:19). Nooit. Zo zit de oude mens nu eenmaal in elkaar. Er komen nu eenmaal moeilijkheden als iedereen doet, "wat goed is in zijn ogen" (Richt.17:6). En dan is God altijd goed genoeg om de problemen op te lossen en hen opnieuw rijkelijk te zegenen. De oude mens, hoe religieus die ook is, doet altijd wat hij zelf wil, komt vervolgens in de problemen en dan mag de Heer hem helpen. Dat is nou de innerlijke verdeeldheid, waar de bijbel over spreekt (Jac.4:8).

De nieuwe mens doet de wil van de Vader. Hij zoekt zichzelf niet. Hij jaagt ernaar "de Heer te kennen en de kracht van Zijn opstanding. Hij krijgt gemeenschap aan Zijn lijden, om, aan Zijn dood gelijkvormig wordende, te komen tot de opstanding vanuit de doden" (Fil.3:10-11). Zijn oude ik gaat aan het kruis (Gal.2:20, 5:24). In zo'n mens kan het licht van "de nieuwe dag" doorbreken (Hos.6:5b).

Het ik wil dus altijd van iets natuurlijks worden verlost, van vijandige mensen, moeilijkheden, lichamelijke ongemakken, problemen. Maar God wil een innerlijke, blijvende verlossing "van de macht van de duisternis" (Col.1:13). Dat is de verlossing, die de Heer geeft. Die moeten we verwachten. "Laten we juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft (Jes.25:9).

We weten inmiddels, dat de Heer Jezus de erfgenaam van God is en dat zonen medeërfgenamen zijn (Rom.8:17). Evenzo is Jezus de Verlosser, zonen Gods zijn medeverlossers. Die "verlossers zullen de berg Sion bestijgen om over het gebergte van Esau (de macht van het ik) gericht te oefenen" (Ob.21). Het Lam staat op Sion, de 144.000 eerstelingen staan bij Hem op Sion (Op.14:1). Ze staan daar om te verlossen (Joël 2:32).

Door hen komen alle volken en stammen en natiën en talen het hemelse Jeruzalem binnen. Zij zijn als het ware de poorten van de "stad" (Op.21:12-14). Als "de Geest en de bruid zeggen: Kom!", gaan alle geesten van mensen, die zo lang gewacht hebben in door de "twaalf" poorten, die nooit gesloten zullen worden (Op.21:25-26, 22:17). "Wie zou, Heer, Uw naam niet verheerlijken? Want alle volken zullen komen en voor U neervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden" (Op.15:4).

Hoe ongelooflijk het ook klinkt: Gods doel reikt nòg verder. "De hele schepping wacht op het openbaar worden van de zonen Gods" (Rom. 8:19). Die wordt helemaal "bevrijd tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God" (Rom.8:21).

Als dat gebeurd is, dan is alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond. Dan zijn alle dingen nieuw gemaakt en draagt Christus het koningschap over aan de Vader (1Cor.15:23-25). Dat is niet een einde in de zin van: nu houdt alles op! Nu is de wereld vergaan! Nee hoor. Paulus gebruikt het Griekse woord telos (=resultaat, doel; van het werkwoord tello=toewerken naar een doel). Dat doel, dat resultaat is: God alles in allen (1Cor.15:28).

Alles in allen! Vervuld is dan: "Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet meer gedacht worden" (Jes.65:17). Dan leven er alleen maar nieuwe mensen. En deze "nieuwe hemel en nieuwe aarde, die Ik maken zal, zullen voor Mijn aangezicht blijven bestaan, luidt het woord van de Heer" (Jes.66:22). Dan zijn "uit Hem en door Hem en tot Hem alle dingen" (Rom.11:33-36).

Om zo ver te komen, moet ieder mens geoordeeld worden, nu of later. Laat nu met een blij gemoed Zijn oordeel in uw leven toe. Laat Hem alles rechtzetten. Dan zult u "jubelen voor de Heer als Hij komt om ook de aarde te richten. Loof Hem, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid" (Ps.96:10-13, 1Kron.16:31-34).