Home page

Het
Woord
en de schrift

"Zij namen het Woord met alle bereidwilligheid aan
en gingen dagelijks de schriften na, of deze dingen zo waren"
(Hand.17:11).

INLEIDING

De term het Woord van God wordt vaak gebruikt als men het heeft over de bijbel. In zekere zin is dat waar, maar het Woord van God is méér dan een boek.

Het is wat Hij tot ons spreekt, rechtstreeks, in profetieën, visioenen en openbaringen, of indirect via een bijbelgedeelte of een medegelovige (Hand.4:31, 13:5, 13:46, zie ook Fil.1:14).

Er is een vers, waarin het Woord van God en de schrift samen voorkomen: "Zij namen het Woord met alle bereidwilligheid aan en gingen dagelijks de schriften na, of deze dingen zo waren" (Hand.17:11).

Het Woord van God is wat we van Hem "horen" (Jes.30:21, Op.2:7 e.d.). Dat is de lamp voor onze voet, stap voor stap, en het licht op ons levenspad (Ps.119:105).

HET WOORD VAN GOD

Het Woord is de oorsprong van alles: het is God Zelf (Joh.1:1-3). Het Woord werd mens, met namen als Immanuël (=God bij ons) en Jezus (=JHWH redt). Nu komt het Woord tot ons als Geest (2Cor.3:17a), om in ons te wonen en om in ons te spreken (Joh.14:17, 26).

Het is niet alleen onbijbels, maar ook onlogisch, dat God een boek nodig zou hebben om met de mens te communiceren. Maar een klein percentage van de wereldbevolking heeft een bijbel. Nog geen eeuw geleden was het grootste deel van de mensheid analfabeet. Nòg verder terug was het bezit van een eigen bijbel ondenkbaar: ze waren handgeschreven, in het Latijn, en konden maar door héél weinig mensen worden gelezen.

Dat een bijbel niet perse nodig is, las ik in het interessante boekje "Mimosa". Het gaat over een Indiaas meisje, dat op tienjarige leeftijd bij toeval en maar één keer iets hoorde over een God die louter liefde is. Het liet haar niet meer los. Zonder onderricht, zonder bijbel of contact met andere christenen, groeide haar geloof gestaag. Ondanks veel tegenstand en moeilijkheden bleef ze zich alleen op die God richten. Ze sprak gewoon met Hem over van alles en nog wat. En als ze ergens innerlijke vrede over kreeg, wist ze, dat Hij had gesproken. Hij sprak over levensheiliging, bemoedigde en hielp haar. Omdat ze alle consequenties aanvaardde van wat ze "hoorde", werd ze door haar Hindoestaanse omgeving zeer vijandig bejegend. Ze had géén bijbel, maar ze hoorde wèl het Woord van God. Ze deed me denken Henoch, Noach en Abraham, die ook geen bijbel hadden, maar wel God hoorden "spreken". Toen Mimosa jaren later op een zendingspost kwam, konden de zendelingen haar verhaal nauwelijks geloven.

God communiceert. Hij openbaart Zichzelf als het Woord, dat leven geeft aan wie "oren" heeft om te horen, net als bij Mimosa. Ja. wie "hoort", ontvangt Hem als "een stroom van vredig en levengevend water" (Ps.23:2, Joh.4:14, 6:63a, 7:38).

TEKSTEN MET "HET WOORD VAN GOD"

"Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van elk woord, dat uit de mond van God komt" (Mat.4:4).

Jezus zei: "Ik ben van God uitgegaan" (Joh.8:42). "Ik ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald en wie van dit brood eet, zal leven" (Joh.6:35,49-51, 8:42, 1Joh.5:12). "Bidt daarom als volgt: "Onze Vader die in hemel is, geef ons heden ons dagelijks brood" (Mat.6:11).

Voor dagelijks staat er in het Grieks epiousios. Epi is op en ousios is een vorm van het werkwoord komen. "Geef ons heden het op ons komende brood". "Geef ons steeds het brood, dat uit de hemel neerdaalt" (vgl.Joh.6:32-35, Op.2:17).

Als je dit "brood" "eet", ga je geestelijk groeien. Eerst worden we gevoed aan de "moederborst". Dan moeten we "gespeend" worden om dat drinken af te leren (1Sam.1:22-24, Ps.131:2). Dan de "pap" in de "kinderstoel" en wat steviger kost in gezin, kerk en school. En dan?

Dan is het zaak, om zelf te "werken om de ware spijs die de Zoon des mensen geeft" (Joh.6:27). Ons "epiousios brood" is het Woord van God, Jezus (Joh.6:34). Wie Hem leert "eten", krijgt nooit meer "honger" (Joh.6:35). Dan heeft hij leven, leven in overvloed (Ps.23:1-2, Joh.10:4,10).


"Het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard" (Hebr.4:12).

We lezen in Openbaring, dat dit zwaard komt uit de mond van Christus (Op.1:16). Hij leeft en heeft alle macht om "zo diep door te dringen, dat het ziel en geest schift, gewrichten en merg, en overleggingen en gedachten van ons hart" (Heb.4:12).

Met dat vlijmscherpe "zwaard" snijdt Hij in Gods kinderen. In hen maakt Hij scheiding tussen onrein en rein, onheilig en heilig, "oud" en "nieuw", hoofdkennis en hartkennis, onechtheid en waarheid, ziel en geest (vgl. Jer.17:9, Mat.15:19). Het is aan ons, om het één weg te doen en het goede te bewaren en te koesteren (vgl.Mat.13:44-52).

Wat iemand spreekt onder de zalving van de heilige Geest, is ook levend en krachtig voor wie "oren" heeft. Maar het opnoemen van bepaalde bijbelverzen, het paraat hebben van bepaalde bijbelse stokpaardjes, het trachten te overtuigen met behulp van een reeks schriftgedeelten kan nóóit het spreken van het Woord van God vervangen. Zulke woorden zijn niet levend, niet krachtig, dringen niet diep door tot in het hart (Col.3:16). Ze blijven hangen in het brein en geven geen waarachtig leven.


"Mijn Woord zal niet ledig tot Mij terugkeren, maar het zal doen, wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend" (Jes.55:11).

Dit betreft in eerste instantie Jezus, het Woord Gods. "In een lichaam aan dat van de zonde gelijk" "wandelde Hij in de Geest", jaar in, jaar uit (Rom.8:3). En na 30 jaar van gehoorzame toebereiding zei er een stem uit de hemel: "Dit is Mijn geliefde Zoon, in wie Ik behagen heb" (Mat.3:17).

Wat had Hij gedaan? Hij had voortdurend de dingen van de Vader "gegeten" en was door de jaren heen "toegenomen in wijsheid, grootte en genade bij God en mensen" (Luc.2:49-52). Hij had steeds "het kwade weten te verwerpen en het goede weten te verkiezen" (Jes.7:15). Zonder één keer te struikelen, overwon Hij elke verzoeking (Rom.8:3).

Zelfs in de grote verzoeking in de woestijn bleef Hij overeind. Hij gaf nooit toe, zelfs niet aan het kruis, toen men Hem spottend toeriep: "Als je de tempel kan afbreken en in drie dagen kan opbouwen, red dan nu jezelf, als je Gods Zoon bent. Kom dan af van het kruis. Dan zullen we in je geloven" (Mat.27:40-42).

Toen zei Hij: "Het is volbracht. Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest" (Joh.19:30, Luc.23:46). Hij stierf en op de derde dag daarna wekte de Vader Hem op uit de dood met volle handen, met "alle macht in hemel en op aarde" (Mat.28:18). Het Woord van God was niet ledig teruggekeerd.

Wie nu het Woord van God spreekt in geest en waarheid, mag er zeker van zijn, dat ook dat Woord "zal doen wat God behaagt en zal volbrengen, waartoe Hij het zendt".


"Wedergeboren uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende Woord van God" (1Petr.1:23)

Gabriël zei tot Maria: "De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je overschaduwen. Daarom zal het heilige, dat in je verwekt wordt, Zoon van God genoemd worden" (Luc.1:35). "Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen" (Luc.1:37).

Hetzelfde gebeurt in wie zich oprecht tot God keert. Ook hij wordt dan door de kracht van de Allerhoogste overschaduwd en "opnieuw verwekt uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende Woord van God" (1Petr.1:23).

Onze bijbelvertalingen gebruiken bijna overal geboren worden, ook als verwekt worden een betere vertaling zou zijn geweest. Het is dan ook nodig naar de Griekse woorden te kijken. Wat deed Gods Woord in Maria? Wat doet Gods Woord in ons?

In de tekst, waar de engel tot Maria zegt: "Je zult zwanger worden" (Luc.1:31) staat het Griekse werkwoord sullambano (=ontvangen, aannemen, aanvaarden). Maria hoorde het Woord van God via Gabriël en zei "Mij geschiede naar uw woord". Zij ontving het Woord van God in zich, zij nam het aan. Dat was haar onbevlekte ontvangenis. Zo moet iemand, die het Woord van God "hoort", bereid zijn het "aan te nemen" (Joh.1:12), "het lief te hebben, het te bewaren" (Joh.14:23).

Er is ook een woord, dat duidt op het uiteindelijke doel: tikto (=baren, geboren zijn). "Waar is de Koning der Joden, die geboren is?" (Mat.2:2), "U is heden de Heiland geboren" (Luc.2:11). En "de draak stond vóór de vrouw, die baren zou en zij baarde een zoon" (Op.12:4-5).

Het meest gebruikte Griekse woord is gennao (=een wordingsproces van verwekking tot geboorte, vgl. het woord genesis=wording) en, zoals b.v. in 1Petrus 1 vers 23, is anagennao. Ana (=opnieuw), gennao (=wording). Daarmee wordt een "nieuw wordingsproces" bedoeld door het levende en blijvende Woord van God, het "onvergankelijke zaad" (1Petr.1:23). In dat proces zijn we een "nieuwe" schepping in Christus aan het worden, van "oud" naar "nieuw", van vergankelijk tot onvergankelijk.


"En ontvang het zwaard van de Geest, dat is: het Woord van God" (Ef.6:17, Naardense Bijbel)

Het zwaard van de Geest wordt hier genoemd als deel van de geestelijke wapenrusting. Het is geen natuurlijk zwaard van staal. Het is ook geen boek.

Er zijn talloze christenen, die geloven, dat de bijbel het zwaard des Geestes is en die op grond van dit vers altijd een bijbel bij zich dragen als geestelijk wapen.

Anderen denken, dat bepaalde bijbelteksten, bijvoorbeeld aan de deurpost van hun huis of aan een muur van de woonkamer, beschermende kracht zouden hebben tegen duistere machten.

Wie geestelijk denkt, weet, dat dit niets te maken heeft met het zwaard van de Geest. Het is niet de bijbel, een bijbelboek of een bijbeltekst. Het is wat God spreekt. Uit Zijn mond komt "een tweesnijdend scherp zwaard", dat kan klinken als een stem van vele wateren" (Op.1:15-16). Het is dan Zijn stem, die kan klinken door velen (vgl.Joh.7:38, 4:14). Want "ieder, die recht vóór God staat en uitspreekt wat waarde heeft, zonder vermetele taal, is als Zijn mond" (Jer.15:19).

DE TAAL VAN GOD

In wat voor taal spreekt God tot ons? In het Hebreeuws en in het Grieks? In het Nederlands, Engels, Russisch, Latijn? Welnee. Hij spreekt in beeldentaal, symbolentaal, in tekenentaal, in gelijkenissen. Het best verduidelijkt de discipel Johannes dat. Hij zegt, dat alles wat hij op het eiland Patmos van God "hoorde" en "zag", hem door een engel te kennen werd gegeven (Op.1:1).

Dit werkwoord 'te kennen geven' is in het Grieks semaino. Dat is: door een sein duidelijk maken (semeion=sein, teken). De lezers van de bijbel moeten dus Gods "seintaal" verstaan, om ervan de verhalen en de profetieën, de wondertekenen en gelijkenissen, de typen, riten en symbolen, enz. te "horen" en te "zien" (=kennen). De bijbel is dan niet alleen een leesboek of een studieboek, maar een "hoorboek" wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Dat geldt voor de hele bijbel. In alles wijst Gods Geest in symbolentaal op hemelse realiteiten en geestelijk processen. Zestig jaar geleden vertelde professor Van Niftrik ons dat al in een les bijbelse antropologie. Hij zei: "Als je iets leest in de schrift (met je verstand), zoek dan altijd naar de geestelijke realiteit die God erin heeft verstopt". Want "het is Gods eer een zaak te verbergen, maar de eer van koningen een zaak te doorgronden" (Spr.25:2, St.Vert.).

Gods seintaal kent vaak meerdere symbolen die naar één en dezelfde geestelijke realiteit verwijzen. Het Woord van God kan een lamp voor je voet en een licht op je pad zijn (Ps.119:105), een stem als een donderslag (Joh.12:29), een tweesnijdend scherp zwaard (Heb.4:12), enz.

En nog een voorbeeld: de zonen Gods naar wie de gehele schepping met reikhalzend verlangen uitziet (Rom:8:19-21), zijn in Jezus' hand als sterren (Op.1:20), als engelen, als boodschappers, als bazuinen (Op.8:6). Het zijn de "2" getuigen (Op.11:3), de "2" olijfbomen (Op.11:4), de "4" dieren (Op.4:6 e.v.), de "12" voorbestemden, de "24" priesteroudsten (Op.4:4), de "144.000" koninklijk-priesterlijke eerstelingen (Op.14:1-5), de "sikkel" of de "wan" in Zijn hand (Op.14:14, Mat.3:12). Allemaal seintaal, de taal van Gods Geest!

DE SCHRIFT

Over de plaats en de functie van de bijbel is Paulus zeer duidelijk, als Hij naar Timótheüs schrijft: "Elk door God ingegeven schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk toegerust" (2Tim.3:16-17).


De schrift: nuttig om te onderrichten

Paulus droeg hem niet op om de schriften te gaan bestuderen. Daar waren de deskundigen, de schriftgeleerden, veel beter in. Zijn taak was anders. Centraal moest staan het kennen van het Woord van de opgestane Heer (Fil.3:10-11). Die wil Zich in de Zijnen openbaren (Gal.1:16, Col.1:27). Hij moest de schrift gebruiken om de geestelijke realiteiten van het Koninkrijk der hemelen te bevestigen.

Zo is het ook nu nog. Het gaat erom in je leven "om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding" (Fil.3:10). En als wij dat ervaren, dan is het zo fijn om dat met geloofsgenoten te delen. Het is heerlijk om samen in de schrift te zien bevestigd, wat de Heer Jezus doet in onze levens.

De bijbel is dus in eerste instantie geen studieboek of geschiedenisboek, maar een bevestigingsboek, een herkenningsboek. Paulus gebruikte vaak citaten uit het oude testament ter illustratie wat hij van God had ontvangen. Wat hem werd geopenbaard, vond hij bevestigd in de schrift. Hij was eerst schriftgeleerde geweest, die alles wat erover te weten was, wist, zonder dat hij de geestelijke realiteiten van het Koninkrijk der hemelen erin kon "zien" (vgl. Joh.3:3). En toen hij een discipel van het Koninkrijk der hemelen werd, achtte hij al die eerste kennis als schade (Fil.3:7), als "afval", "vuilnis" (v.8). Toen zei hij: "Het kennen van Jezus Christus, mijn Heer, gaat alles te boven" (v.8).


De schrift: nuttig om te weerleggen

In het leven van de Heer Jezus zien wij, dat ook Hij de schrift hanteerde om te weerleggen. Toen Hij door de Geest naar de woestijn geleid werd om verzocht te worden door de duivel, weerlegde Hij diens gedachten met: "Er staat geschreven" (Mat.4:1).

Eén van satans verzoekingen kwam zelfs als een bijbelvers. "Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad en hij stelde Hem op de rand van het dak van de tempel, en hij zei: Als je Gods Zoon bent, werp jezelf dan naar beneden. Er staat immers geschreven: Aan Zijn engelen zal Hij opdracht geven om je op handen te dragen, opdat je je voet niet aan een steen stoot" (Mat.4:6).

Satan is de vader van de leugen. Hij liegt altijd (Joh.8:44). Ook als hij de schrift hanteert. Want wat deed hij? Hij citeerde iets uit een psalm, maar liet, geraffineerd als hij is, enkele zeer essentiële woorden weg. Er staat: "Hij zal aangaande u Zijn engelen gebieden, dat ze u behoeden op al uw wegen..... (Ps.91:11-12).

Jezus was vastberaden om op al Gods wegen te wandelen, niet op de wegen van het vlees. Altijd, ook nu, wist Hij "het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen" (Jes.6:16). Daarom antwoordde Hij: "Er staat ook geschreven: Je zult de Heer, uw God, niet verzoeken" (Mat.4:7). "Daarna keerde Jezus in de kracht van de Geest terug naar Galilea" (Luc.4:14).

Ook wij moeten de schrift goed kennen, niet alleen naar de letter, maar vooral naar de Geest. Satan gebruikt de "letter die doodt" (2Cor.3:6). Hij laat iets weg of hij haalt iets uit de context. En hij kan (en dat is zijn grootste wapen) hemelse waarheden aards laten interpreteren. Daarom gaat het er in de eerste plaats om, te worden vernieuwd in ons denken door de heilige Geest (Rom 12:2, Fil.2:5). Want "de letter doodt, maar de Geest maakt levend" (2Cor.3:6).

We moeten dus de gezindheid van Jezus hebben, Zijn phroneo (=denkwijze). Hij dacht geestelijk. Hij zei: "Ik ben van boven" (Joh.8:23). Daar had Hij "een schat die nooit opraakt" (Luc.12:33). Als Hij Zijn discipelen hoorde praten over brood, dan dacht Hij aan hemels brood. Spraken de Farizeeën over hun tempel, dan dacht Hij aan Zichzelf als de tempel van God. Gingen de Israëlieten naar Jeruzalem om de Joodse feesten te vieren, dan waren Zijn gedachten bezig in de hemelse stad met de feesten van de Heer. Wat een verschil in denken! De Heer typeerde het verschil heel kernachtig: "Jullie, schriftgeleerden, zijn van beneden, Ik ben van boven" (Joh.8:23).

We kunnen alleen maar gevrijwaard blijven van de subtiele verleidingen van satan, als ook wij de manier van denken hebben, die in Christus Jezus was. Vandaar dat Paulus ons oproept om "de dingen die boven zijn te zoeken" (Col.3:1). Als we dat niet doen, dan vallen we ten prooi aan allerlei subtiele leugens en halve waarheden. Alleen als we denken als Hij, kunnen we alle ideeën, die via dwaallichten en valse profeten op ons afkomen, brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus en ze toetsen aan de schrift (2Cor.10:5).


De schrift: nuttig voor correctie

"Elk door God ingegeven schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren" (2Tim.3:16).

Toen Jezus de verkeerde opvattingen van Zijn tegenstanders corrigeerde, gebruikte Hij vaak teksten uit het oude testament. Hij citeerde David om de strenge opvattingen van de Farizeeën over de sabbatsheiliging te corrigeren (Mat.12:3-8). En zo toonde Hij de Sadduceeërs aan, dat er wel degelijk een opstanding uit de doden is (Mat.22:29-33).

In het oude testament had Israël de wet van Mozes als toetssteen. Die wet zei duidelijk, waar het volk zich aan te houden had. "Als u aandachtig luistert naar de stem van de Heer uw God en al Zijn geboden onderhoudt, dan zal Hij u verheffen boven alle volken van de aarde" (Deut.28:1).

In het nieuwe testament kwamen er heidenen tot bekering, mensen, die nooit met Gods wet te maken hadden gehad. Wat gebeurde er? Ook in hun leven moest er eerst regelgeving komen. Paulus legde hun daarom talrijke voorschriften op. De wet van Mozes was "een tuchtmeester tot Christus" (Gal.3:24), een schoolmeester met een rood potlood. En de voorschriften van Paulus waren net zo.

Ik ben ervan overtuigd, dat het merendeel van de protestanten onder de "wet van Paulus" leeft: Paulus zegt dit, Paulus zegt dat. Natuurlijk is dat goed voor een beginsituatie. Ieder mens heeft regels nodig in zijn jonge geloofsleven. Eerst voorbereiding, regelgeving, correctie en toerusting, dan leven in Christus (Mat.3:7-12, Luc.1:1-2). Eerst leven met wat de tuchtmeesters zeggen, dan leven met de Heer (Joh.1:19-34, 14:23).


De schrift: nuttig om op te voeden

"Elk door God geïnspireerd schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en om op te voeden in de gerechtigheid" (2Tim.3:16).

In de voorgaande verzen schrijft Paulus aan de jonge Timótheüs: "Blijf bij wat je geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie je het hebt geleerd. Zorg ervoor dat je van kindsbeen af de heilige schriften kent, die je wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus" (2Tim.3:14-15).

Het is duidelijk, dat gelovige ouders hun kinderen vertrouwd moeten maken met de schrift. Zo komt het tot het leren kennen van bijbelse principes. Die kunnen niet redden, maar kunnen wel tot redding leiden. Paulus zegt immers, dat "de wet een tuchtmeester is tot Christus".

Het spreekt voor zich, dat "opvoeden in de gerechtigheid" niet alleen geldt voor kinderen. Ook geestelijk onvolwassenen moeten "opgevoed" worden, totdat ook zij "geestelijk volwassen" zijn en als christen (=gezalfde) kunnen leven (Hebr.5:12-14).

HOOFD OF HART

Veel mensen bidden: "Heer, ik begrijp alles in mijn hoofd. Laat het nu zakken naar mijn hart". Ze denken, dat geestelijke waarheden eerst met het verstand en daarna met geestelijke ogen moeten worden "gezien".

Dat is precies het tegengestelde van wat God wil. "Het Woord van Christus wone rijkelijk in uw harten" (Col.3:16). Christus moet eerst door het geloof in uw hart woning maken (Ef.3:17).

Gods primaire wijze om tot mensen te spreken is niet door bijbelstudie, maar allereerst door apostelen, profeten, herders en leraars in de ware ekklesia. Daarna komt de fase, dat God rechtstreeks spreekt door de heilige Geest. Hoe meer we "horen" in ons hart, des te meer begrijpen we van de bijbel. Dus niet meer louter verstandelijk interpreteren, maar leren "weten" door de Geest waar Gods Woord over spreekt. Eerst geestelijke communicatie, dan interpretatie van de bijbel.

Dat kende de Heer Jezus. Van kindsbeen af had Hij gemeenschap met de hemelse Vader. Toen Hij twaalf jaar oud was, stonden de leraren in de tempel verbaasd over Zijn vragen en over Zijn wijsheid. Hoe kon dit kind zoveel weten? Hoe kon Hij op die leeftijd zo wijs zijn?

Hij gaf het antwoord Zelf: door steeds bezig te zijn met de dingen van de Vader. Hij dronk die in en verwierf een andere "kennis" dan "schriftgeleerdheid". Het "levende Woord" dat Hij "hoorde" werd steeds bevestigd, als Hij schriftgedeelten in de synagoge hoorde voorlezen. Zo ontving Hij Gods beloften, Zijn plan, het plan met Zijn leven. Veel van wat Hij hoorde in de synagoge, had Hij al eerder "gehoord", maar dan van de Vader.

Wie dat niet kent, heeft alleen maar intellectuele weetjes. We kennen dan de beloften van God met ons verstand en niet als onvernietigbare levensfeiten (Hebr.7:16). Wie met Jezus leeft, ontvangt méér dan bijbelkennis. Hij ontvangt hemelse wijsheid en kennis (Jac.3:17). Wie met Jezus leeft, gaat de bijbel verstaan; niet andersom.

Als het Woord van God tot ons komt als "levend water", is het heel belangrijk, het te bewaren. Oswald Chambers heeft gezegd: "Schrijf het op, op papier en in uzelf". Er is niets zo triest, als God tot ons spreekt en we vragen ons later af: "Waar ging het ook al weer over?" Dan is het Woord Gods mogelijk "verstikt door de zorgen van de wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerten naar al het andere" (Marc.4:19). Wij moeten "al Zijn woorden bewaren en die overwegen in ons hart" (Luc.2:19). Schrijf ze in ieder geval op. We kunnen dat doen in onze bijbel, of in een apart schrift. Het is vaak zo goed, om nog eens terug te zien, hoe de Heer ons heeft geleid op Zijn wegen.

Hoofd of hart? Mijn schoonzus, die bij ons in huis woonde, was door een hersenbeschadiging tijdens de geboorte lichamelijk gedeeltelijk en verstandelijk volledig gehandicapt (imbecillitas mentis). Met haar lichaam kon ze zo goed als niets; met haar verstand helemaal niets. Geestelijk was ze helemaal niet gehandicapt. Was ze verdrietig of ziek, dan moesten we bidden. Was ze blij, dan wilde ze zingen. Ze ging niet slapen zonder eerst te danken. Ze stond 's morgens niet op, zonder eerst samen te hebben gebeden. Hoorde ze iemand klagen over hoofdpijn, dan zei ze: "Naar de Heer gaan jij". Bij haar waren alle intellectuele functies afwezig en toch pakte ze de meeste dingen geestelijker aan, dan "normale" mensen. Het gaat in de eerste plaats om het hart.

TENSLOTTE

Als afsluiting enkele gedachten van Oswald Chambers:

"De bijbel kunnen we niet aanpassen aan onze ideeën, aan uiterlijke normen of aan theorieën. Dan zijn we als de schriftgeleerden, tegen wie de Heer zei: "Jullie onderzoeken de geschriften, want jullie menen daarin eeuwig leven te hebben. Ja, ze getuigen inderdaad van Mij en toch willen jullie niet tot Mij komen om dat leven te hebben" (Joh.5:39)."

"Er zijn ook christenen, die alles afdoen met "We moeten terug naar het gezag van de bijbel, de schrift". Zo'n houding mist de moed en de kracht van Gods Geest. Het is een letterknechterij die geen "leesbare brieven" voortbrengt, maar mensen die min of meer vleesgeworden woordenboeken zijn. Het brengt geen heiligen voort, maar fossielen, mensen zonder leven, zonder ook maar iets van de levende realiteit van de Heer Jezus te kennen."

"Want naast het levende Woord en de schrift moet er ook het vertolkende Woord zijn, in mensen, wier leven bevestigt wat ze geloven. Zij zijn op God afgestemd. In hen wordt Gods Woord levend en krachtig (Hebr.4:12). De band tussen de Heer Zelf, die het Woord is, en het Woord dat Hij spreekt is zo nauw, dat elke scheiding fataal is. "Ik ben de opstanding en het leven". "En de woorden die Ik tot jullie spreek, zijn geest en leven" (Uit: "Biblical Ethics").